Motel Mozaique dag 2: El Pino, Adam Green en Jenny Lewis

Paavoharju, 65 Days Of Static en We Are Scientists

Annet Brugel, ,

Verslaggeefster Annet Brugel rende voor twee man van hot naar her, en dat drie dagen lang. Lees hier over het invaloptreden van El Pino & The Volunteers, Adam Green, We Are Scientists en meer op dag twee van Motel Mozaique 2006!

Paavoharju, 65 Days Of Static en We Are Scientists

El Pino & The (One) Volunteer(s) zijn net uit bad gestapt en achter de tekentafel vandaan gekomen om de nog afwezige Emiliana Torrini te vervangen. In plaats van met z'n vijven spelen El Pino en Gosselink deze middag op het 3VOOR12 podium met zijn tweeën. Het duurt even een nummer voordat El Pino's stem geladen is en de twee muzikanten tot een welkome climax komen, die representatief is voor het hele optreden. De intieme Rotterdamse band maakt een crossover van country, roots en americana. Geen gehannes met teksten die terugkijken op hoe goed het was vroeger en wat een leed ze is overkomen, maar intieme teksten in de tegenwoordige tijd. Zanger El Pino speelt gitaar en Gosselink omarmt bij elk nummer een ander instrument, variërend van banjo, staalplaatgitaar, ukelele tot trekzak. Oh, en met die trekzak kan Harm Gosselink huilen, zo hartverscheurend dat je geneigd bent het podium op te springen om hem te redden. Op het einde van het optreden is er nog een kleine verrassing. Een nieuw nummer getiteld Get Yourself On The Radio; iets dat we El Pino & The Volunteers wel toe willen schreeuwen. We blijven in de introvertere sferen. Vrij kort na El Pino klimt Jenny Lewis met haar band op het lage podium. De singer/songwriter gekleed in zwart/witte bolletjes petticoatjurk maakt het zichzelf makkelijk en zet een klem halverwege de hals van haar akoestische gitaar. Voorbereiden is niet nodig. Met haar ongelooflijk heldere, melancholische stem zet ze het nummer The Gardin Guy neer. De country, die ze samen met haar gitaristen en The Watson Twins maakt, is verfrissend. De zussen Leigh en Chandra Watson zingen als achtergrondkoor naast haar op het podium en doen de lichte percussie op woodblocks. Het contrast tussen de lange, magere twee zussen met lage stemmen en de kleine propperige Jenny is zeer groot. De gelaagdheid in de nummers is een traktatie. Rise Up Fist is krachtig en mooi tegelijk. Maar met de I Ha Yippee kerkzang wat de drie dames en de twee mannen a capella zingen kan niet iedereen in het publiek meekomen. Het duet van Lewis met één van de gitaristen draait uit op een liefdesduet waarin de liefde van Lewis voor de jonge gitarist onbeantwoord blijft. Moooooi. Ex Moldy Peaches Adam Green komt met zijn slappe lijf achter de microfoonstandaard staan. Hij is erg melig. Wat drank en drugs kunnen de oorzaak zijn, maar ook zijn vermakelijke persoonlijkheid zelvene. Storend is het niet. Integendeel, hij is erg vermakelijk. Nee, nagedacht over wat hij hier komt doen, heeft hij niet. "Come to my regular concert tonight. I will be there with my band. They play the guitar much better than I do." Hij moet er zelf om lachen. Het publiek mag kiezen wat ze willen horen. Verbaasd kijkt hij op als hij een kakofonie aan verschillende titels hoort. Hij had niet verwacht dat er zoveel fans zich in TENT. hadden verzameld. Als levende jukebox zingt hij een door het publiek genomen greep uit zijn oeuvre, waaronder Crackhouse Blue en What A Waste. Niet alleen de man is grappig, maar ook zijn teksten. Nummers waar hij minder enthousiast van wordt, onderbreekt hij abrupt. Zelfkritiek is hem niet vreemd. Adam Green is een artiest bij wie zingen en vooral performen zo gemakkelijk afgaat dat het dom zou zijn om het te laten. Optreden is waar hij goed in is. En daar blijft hij plezier in houden. Eén nummer kiest hij zelf; de cover Tender Love Song van Jerry Lee Lewis, en daarmee eindigt het superamusante optreden. Na zo'n geweldig programma als op het 3VOOR12 podium in TENT. hadden verwachtingen voor de rest van de dag bijgesteld moeten worden. In Nighttown wacht ons een wel heel erg koude douche, in de vorm van Paavoharju. Emmi Uimonen staat achter het keyboard als ware het een strijkplank. Af en toe loopt ze weg om met bassist Lari Lättie te praten. De zangstem van Joose Keskitalo kraakt lelijk. Zangeres Jenni Koivistoinen zit op een stoel te zingen en is vertrokken naar een andere wereld. Met muziekdozen en recordertjes probeert Paavoharju een geheimzinnige sfeer neer te zetten. Maar dat mislukt faliekant. In een interview wat we voor het optreden hadden met Lauri Ainala vertelde ze al dat ze sinds ze samen met Ragnar Rock een nieuwe band heeft geformeerd bijna niet meer als Paavoharju oefenen. En dat is deze avond te horen. De achtkoppige band krijgt het niet voor elkaar om een nummer gelijktijdig te eindigen. En doordat ze zo met hun eigen individuele ding bezig zijn stoten ze tegen knoppen, waardoor helse, er niet bijhorende geluiden door de zaal schallen. Een schande dat zo'n onvoorbereide band twee optredens binnen dit festival mag geven! Instrumentale snelle metalnoise van Joe Fro, Paul Wolinski, Robb Jonze en Simon Wright uit Sheffield is in da basement. Na een vrij rustige opbouw met broken beats van Wolinski gaat de 65 Days Of Static los. Drummer Robb Jonze is de enorme, en gelukkig zeer aanwezige, katalysator van het stelletje artistiekelingen. De snelheid en hardheid waarmee Robb speelt is een uitdaging voor de (bas)gitaristen. Al kost het bergen zweet, ze blijven volgen. 65 Days Of Static is veel samengevoegde muzikale genres die onder het juk van deze band bijna niet meer te herleiden zijn. Toch maakt de lichte herkenning van stromingen als jungle, hardcore metal en symfonische rock dat de band een groot bereik qua enthousiast publiek heeft. Weergaloos optreden. Het is hard gegaan met We Are Scientists uit Brooklyn. Dit jaar debuteerde ze met hun album With Love And Squaler en ze toerden met The Editors en Kaiser Chiefs. Zodra We Are Scientists opkomen, klinkt een stadionachtige versie van wat lijkt op het Amerikaanse volkslied. Ook de barhangers in het publiek draaien hun gezicht richting podium, want nu moet er vast en zeker heel wat gaan gebeuren. De opstelling is klassiek; drummer, twee gitaristen, waarvan één basgitaar speelt en de ander erbij zingt. Het op een verhoging staande drumstel wordt omsloten door twee lijken die het skeletstadium nabij zijn. Als de podiumverlichting rustiger wordt en niet continu van kleur verandert, en het stadionlied weggedraaid is, vallen de live instrumenten in. Ze klikken als een Engels bandje. Zelfs Keith Murray heeft voor zijn zangstem een Engels accent aangenomen. 'Leve de standaard vierkwartsmaat in drie akkoorden' moeten de niet al te fantasierijke bandleden gedacht hebben. En om nog meer clichés te beantwoorden worden alle rustige zangcoupletten achterna gezeten door snellere refreinen. Blèh, jammer. Al wordt The Scene Is Death wel door het publiek meegezongen. Misschien is deze band wat meer op zijn plaats in een stadion.