Als om half 9 de deuren van Atak opengaan, is het een groot verschil met de eerdere optredens van Herman Brood waar het trekken en duwen was om binnen te komen. Rustig kopen de fans van het eerste uur een kaartje en nemen de tijd om een plaatsje te zoeken in de nog lege zaal van Atak. De muziek die gedraaid wordt, speelt in op de leeftijd van het publiek. Op hier en daar een jongere na, is het publiek voornamelijk veertig plus. Sommige rockers hebben hun leren jas, cowboylaarzen en dierenprints weer uit de kast getrokken, anderen kleden zich in hun dagelijkse kledij zoals overhemden en colberts. Maar hoe ze er ook uitzien, zodra de band het podium oploopt en de eerste rauwe klanken van de gitaar de ruimte ingeblazen worden, komt er beweging in de zaal en het lijkt alsof iedereen al rockend terug in de tijd gaat.
Als dan de zanger, Ronald van Beest alias Stick, opkomt is het gevoel compleet. Zijn zwarte haar hangt in zijn gezicht, hij draagt een grote zonnebril en een witte blouse met een colbertje. Als je niet beter zou weten zou je denken dat Herman Brood voor je zou staan. Niet alleen in zijn uiterlijk lijkt hij op Herman, ook in zijn praten en in zijn zang zouden de twee broers van elkaar kunnen zijn. Met een verward hoofd kijkt hij na het eerste nummer de zaal in “Welkom, eeuhm…” Stick wrijft in zijn ogen, plukt even aan zijn nonchalant gewaxte haar en staart in de verte. Iedereen houdt zijn adem in. “Eeuhm.. Welkom Atak”. Iedereen blaast opgelucht zijn adem uit. Gelukkig, hij weet nog waar hij is. En als hij dan ‘Never Be Clever’ begint te zingen, weten wij het ook weer. In 1979.
De mannen van Wild Romance laten zien dat ze het nog steeds kunnen. Niet alleen zien ze er nog steeds rock ’n roll uit met hun haar recht overeind, cowboylaarzen met kettingen en zwarte shirts, ze klinken ook nog steeds rock ’n roll. Ook al kost het behoorlijk wat zweet voor de mannen, op nummers als ‘Rock ’n Roll Junkie’, ‘Dope Sucks’ en ‘All The Girls Are Crazy’ reageert het publiek nog steeds hetzelfde en daar doen ze het voor.
Stick, de zanger, verzorgt naast de zang een hele eigen show. Hij laat de microfoon een keer vallen, kust hartstochtelijk een vrouw op de eerste rij en loopt een aantal keer gewoon van het podium af. De band schijnt hier al volledig op ingespeeld te zijn en ze gaan instrumentaal onverstoord door. De look-a-like van Brood geeft de eer tijdens het nummer ‘Sucker For My Telephone’ aan bassist Rudy Englebert die met een rauwe stem ons kippevel op de armen bezorgt. Met de tweede stem van gitarist Dany Lademacher is het geheel compleet. Zodra Stick weer terugkomt, meestal in een andere outfit of met een paar extra knoopjes los van zijn blouse, lijkt het elke keer alsof hij precies op tijd is. Hij loopt op en begint direct weer te zingen. Of zijn hele voorkomen een act is om Herman Brood zo goed mogelijk na te bootsen is niet helemaal duidelijk, want soms lijkt hij gewoon echt net zo in de war als Brood ooit was. Maar net als Brood, zet hij een goeie show neer. En ondanks de “tien minuten break” wat in een halfuur verandert, krijgt het publiek geen genoeg van hen. Aan het einde stelt Stick onverstaanbaar zijn band voor en dan verdwijnen ze van het podium, maar na lang genoeg gegil en geschreeuw komen ze allemaal grijnzend weer terug en spelen ‘Saturday Night’ als nooit tevoren. Ze voelen het zelf ook: Ze kunnen het nog steeds.