Bij The Black Cult is het alles of niets

Powerpop-trio speelt zichzelf kapot voor thuispubliek in Vera

Tekst: Abel de Kam Foto's: Jan Westerhof ,

Hij liet even op zich wachten, die debuutplaat. Na een EP bij Tim Knol’s Tender Records en een rits supportshows voor zijn band The Miseries staat The Black Cult nu eindelijk met dikke zwarte letters op een eigen poster. De knalroze LP’s liggen glanzend bij de merchandise stand, de nieuwe bassist is ingespeeld en het bier staat koud. Het lijkt een succesformule, maar werkt die vanavond ook?

De band heeft voor vanavond niet één, maar twee bands meegenomen die de zaal opwarmen. Zo’n triple bill is niet gebruikelijk voor Vera, en om negen uur is de zaal dan ook nog nagenoeg leeg. Opener CHEATAHS begint dus maar een kwartiertje later. De band uit Londen speelt een mix van noiserock, shoegaze en drone die uitstekend tot zijn recht komt vanavond. De stuwende ritmes en harmonieuze samenzang zorgen voor een hypnotiserend effect, die door de strakke uitvoering live overeind blijft. Contact met het publiek is er niet. Op een knikje en een “thank you” na wordt er niet gepraat op het podium. Misschien wat afstandelijk, maar het zorgt er ook voor dat de magische sfeer niet wordt doorbroken.

Daarna wordt er snel omgebouwd voor one-man-garage-band Robbing Banks, een project van Robin van Saaze. Met een gitaar in zijn handen en een bassdrum en snare aan zijn voeten maakt hij gruizige garage die erg doet denken aan een vroege The White Stripes. Niet alleen qua bezetting, maar ook in stem en spel hoor je Jack White terug. Met zijn nonchalante, sympathieke uitstraling en catchy nummers weet Saaze het publiek voor zich te winnen. Het is moeilijk om met zo’n minimale bezetting lang boeiend te blijven voor een zaal, maar het aanstekelijke enthousiasme van Robbing Banks compenseert dit gemakkelijk.

De zaal staat goed vol als The Black Cult het podium oploopt. “We zijn al drie dagen op pad, mijn stem is naar de tyfus, we gaan ervoor!” roept frontman Douwe Doorduin, waarna hij het eerste nummer inzet. Gelijk gaan er vooraan het podium allemaal bordjes de lucht in met een foto van Doorduin erop. Het is meteen duidelijk: dit is een thuiswedstrijd, en vanaf nummer één geeft de band alles wat deze in huis heeft. De nummers worden nog sneller afgetikt dan op de plaat, en bij het tweede nummer wordt de gitaarsolo al op de knieën gespeeld. “Godverdomme, wat word ik hier blij van”, verzucht Doorduin, terwijl hij zijn zweterige haar uit zijn ogen veegt.

In rap tempo volgen de nummers elkaar op, allemaal in de hoogste versnelling. Ouwetjes als All I Know en Riot, dat wordt opgedragen aan oud-bassist Jilles Hazenberg, staan nog altijd garant voor een moshpit, al past albumafsluiter Cornershop ook prima in dat rijtje. Een risico van zo energiek beginnen, is dat een show halverwege vaak wat inzakt, maar hiervan lijkt The Black Cult geen enkele last te hebben. Bassist Jorn Draaijer en drummer Wouter Kalsbeek beuken zich onvermoeibaar door de set heen.

Het imago van de band is bewust niet te serieus, maar soms worden de praatjes tussen de nummers door wel érg melig. De net uitgebrachte LP wordt standaard aangehaald als “die kutplaat” en dat is na een paar keer niet meer grappig. Het is een beetje alsof je vriendin vraagt of ze een dikke kont heeft in die ene broek, en van jou wil horen dat het niet zo is. Hierbij dan: lieve The Black Cult, jullie kont is niet dik in die broek. Ik zou hem zelfs elke dag dragen als ik jullie was.