Om vier minuten voor acht mag Lefthand Freddy aftrappen met zijn driekoppige band. “De trein gaat vertrekken,” deelt de frontman van de groep mee, waarna hij een zonnebril opzet en zich zetelt in zijn barstoel. De eerste noten klinken en de Rhythm & Blues Night is onderweg. Het nog maar net binnengestroomde publiek wordt getrakteerd op wat je mag verwachten van een dergelijke avond: strakke riffs, melodieuze solo’s en een raspende stem die zingt over drank, stukgelopen relaties en alles wat er in een mensenleven maar fout kan gaan. Zanger en gitarist Freddy is kalm, koel en goed in wat hij doet. Zijn eigen solo’s worden afgewisseld met die van zijn zoon Berend ‘Boogie B’ Reining, die het vak duidelijk niet van een vreemde heeft geleerd. Lefthand Freddy speelt strak en is niet op een foutje te betrappen, maar hiermee is alles wel gezegd. De band heeft het wiel niet opnieuw uitgevonden, maar staat ook niet met deze intentie op het podium. Het publiek wordt geëntertaind en daar gaat het om, het gezelschap is een prima opwarmer.
Rhythm & Blues Night in de Oosterpoort is meer dan de som der delen
De blues is vanavond springlevend, in alle soorten en maten
Zaterdag 2 mei was het weer tijd voor de Rhythm & Blues Night in de Oosterpoort, de grootste bijeenkomst van bluesmuzikanten van Noord-Nederland. Op het affiche prijken internationale namen als Mud Morganfield, Mavis Staples en Gov’t Mule naast lokaal talent als My Baby. Het belooft een mooie avond te worden voor de liefhebbers van het genre. De verwachtingen blijken terecht, het wordt een dampende en stomende avond die zijn weerga niet snel zal kennen.
Tegelijkertijd begint de band van Mud Morganfield aan zijn eerste noten in de kleine zaal. Na een korte introductie verschijnt de imposante gestalte van de zoon van bluesgigant Muddy Waters vanuit de coulissen. Wit pak aan, zakdoek in de grote vuist geklemd: hier zit een gentleman. Morganfield zingt uitermate sterk, huilend bijna, maar overstijgt zijn functie als zanger ruimschoots. Een man als deze is de belichaming van de bluesmuziek. Het plezier en de liefde voor de muziek zijn constant aan hem af te lezen. Elke keer als één van zijn uiterst kundige bandleden aan een solo begint, spreekt hij de woorden: “Take your time son, take your time.” Hier spreekt liefde uit. Liefde voor de blues, maar ook voor zijn vader. Halverwege zijn uurtje op de planken brengt Morganfield een hommage aan Waters met een cover van de klassieker Forty Days And Forty Nights. En hij gaat er helemaal in op. Mud Morganfield spéélt hier geen Muddy Waters, hij wórdt Muddy Waters. Het publiek weet dat ze hier iets heel bijzonders te zien krijgen. Op een gegeven moment kan de vriendelijke reus het zelf ook niet meer laten en gooit hij zijn heupen nog even los. “That’s the blues right there, baby,” lacht hij, en hij heeft gelijk. Grandioos.
Na de laatste noten van Morganfield is het rennen naar de rap volstromende grote zaal, waar Heritage Blues Orchestra mag aantreden. Veelzijdigheid blijkt troef in een bluesshow waarin ook het rhythm-gedeelte niet wordt vergeten. De kern van de band bestaat uit zanger-gitaristen Junior Mack, Bill Sims Jr. en zangeres Chaney Sims. Met hun zeskoppige ritme- en blaassectie wordt de orkestbelofte ingelost. Maar wie denkt dat met negen instrumenten het scala aan geluiden wel breed genoeg is komt nog voor verassingen te staan ook. Bill Sims kruipt zo nu en dan achter de piano, en in de blaassectie doet zelfs de sousafoon zijn intrede voor het swingende C-Line Woman. Chaney Sims, die de rol van charismatische frontvrouw op zich neemt, rekt met haar band het begrip blues tot het uiterste op. Ook vlagen jazz, gospel en soul vliegen door de zaal en klinken allemaal uitstekend. Wie zei er ook alweer dat bluesmuziek neerslachtig moet zijn? Of zoals Sims het zelf verwoordt: “Even sad music sometimes makes me feel good.”
In de entreehal is het ondertussen tijd voor iets anders. Drivin’ N’ Cryin’ mag aantreden. Wat meteen opvalt, is de sjaal van gitarist Warner E. Hodges die uit de collectie van Steven Tyler had kunnen komen, hetgeen hier geen compliment is. Het viertal oogt ietwat over hun top heen, de heren zijn geen twintig meer, maar lijken nog geen vrede met dit feit te willen sluiten. Het volume wordt flink opengedraaid en de stevige rock uit het zuiden van de Verenigde Staten vindt zijn weg door de hal. Jammer genoeg verdrinkt de stem van zanger Kevin Kinney ietwat in het gitaargeweld en daardoor komen de nummers niet uit de verf. Op de spaarzame momenten dat de band wat gas terug neemt, floreert het hoge, net wat schelle zanggeluid van Kinney en komen de nummers beter tot hun recht. Al met al zorgt de combinatie van de rumoerige zaal en een niet optimaal geluid voor een matige show. Een gemiste kans, want deze band heeft veel meer in zijn mars.
Op het eerste gezicht misschien een vreemde eend in de bijt, maar absoluut een van de hoogtepunten van de avond is My Baby. Dit Nederlandse trio hypnotiseert het publiek met een uiterst aanstekelijke en dansbare mix van sexy bluesriffs en donderende drumpartijen. De band heeft er vanavond duidelijk zin in, en weet dit enthousiasme naadloos over te brengen op het publiek. Dat de snotverkouden zangeres Cato van Dyck last heeft van ‘The Rhythm & Flues’, en daardoor de allerhoogste noten net niet haalt, zal echt niemand haar kwalijk nemen. Na de zestig minuten durende set moet de groep, op last van de organisatie, noodgedwongen afscheid nemen van het publiek, tot grote teleurstelling van beide partijen.
Dan is het tijd voor Mavis Staples, de dame waarvoor het begrip 'diva' lijkt uitgevonden. Mrs. Staples laat zich door haar bandleden het podium op begeleiden en begint aan een optreden dat het voorstellingsvermogen bijna te boven gaat. Het is echt bijna niet te geloven dat Staples met haar 75 jaar nog zo kan zingen. Met elke uithaal lijkt ze een stukje van haar stembanden af te raspen en ze lijkt het allemaal moeiteloos te doen. Haar nummers gaan van hard naar zacht, van snel naar traag, maar nooit van sterk naar matig. Naast haar eigen soulwerk passeren er covers van The Band (The Weight) en Funkadelic (Can You Get To That) de revue, en ook daar druipt de soul er steeds vanaf. Normaliter zou het advies bij een dame van dergelijke leeftijd zijn om snel een show te bezoeken nu het nog kan. Staples lijkt echter nog helemaal niet aan slijtage onderhevig en zou op het oor nog jaren mee kunnen. We hopen het van harte. Wat een stem, wat een vrouw.
Over schitterende vrouwen gesproken, in de foyer maakt Joanne Shaw Taylor haar opwachting. Een jongedame die menig man het hoofd op hol zal brengen; zowel met haar fraaie voorkomen als met de duizelingwekkende fratsen die ze met haar gitaar uithaalt. Het is echt een spektakel om te zien hoe Shaw Taylor de gitaar beroert en zingen blijkt ze ook nog prima te kunnen. Het hele uur lang klinkt er gejoel en gefluit door de hele zaal, maar naar het einde toe zijn zelfs de stoerste kerels er stil van. Een beetje macho kan een optreden van Shaw Taylor sowieso beter vermijden, ze zou er de vloer mee aanvegen. Het is duidelijk dat ze er plezier in heeft en er lijkt geen einde aan haar solo’s te komen. Als afsluiter speelt ze nog een nummer dat gaat over het vermoorden van je vriendje. Pure fictie natuurlijk, benadrukt ze nog maar even met een knipoog. Ja mannen, je mag dan nog zo stoer zijn, maar Joanne Shaw Taylor-stoer ga je waarschijnlijk niet worden.
Een oase van rust tussen de stampende bluesriffs is Chuck Prophet. Gewapend met een akoestische gitaar, een flinke dosis humor en twee microfoons staat hij in de kleine, intieme Binnenzaal. Chuck oogt sympathiek en met zijn makkelijk in het gehoor liggende nummers weet hij de harten van het publiek snel te winnen. Qua stemgeluid doet hij sterk denken aan The Kinks-frontman Ray Davies, die overigens nog voorbijkomt in het nummer The Left Hand And The Right Hand, een ode aan muzikale broers. De zanger is klaarblijkelijk niet gecharmeerd van het telkens in- en uitlopen van het publiek op de Rhythm & Blues Night, en vraagt herhaaldelijk of de zaaldeur gesloten kan blijven. Gelijk heeft hij: het geroezemoes vanuit de entreehal leidt af van de huiselijke sfeer in de binnenzaal, en juist deze ambiance maakt zijn performance tot eentje die je onthoudt. Eerlijk is eerlijk: Chuck Prophet is geen absolute hoogvlieger, maar zorgt voor een welkome verandering van spijs.
Dan is het weer tijd voor een grote naam: Gov’t Mule staat klaar in de grote zaal. Geteisterd door een reeks van geluidstechnische foutjes komt hun show wat moeizaam op gang. Na de eerste twee nummers lijken de mankementjes achter de rug en komt de boel op gang. De band, bekend om zijn lange uitgesponnen nummers die soms uitmonden in heuse jamsessies, doet precies wat er wordt verwacht. Schreeuwende blues waarin gitarist Warren Haynes zijn kunsten vertoont, onder de strakke begeleiding van de ritmesectie bestaande uit Matt Abts en Jorgen Carlsson. Het zal door het late tijdstip van de show, kwart over één inmiddels, zijn gekomen dat de zaal maar matig gevuld was, want aan Gov’t Mule kan het niet liggen.
Tegelijkertijd mag de uit Brooklyn afkomstige Daddy Long Legs de afsluiter in de entreehal verzorgen. “This night ain’t over yet,” meldt hij en hij laat dit daarna ook zien. Zo’n energieke show is vanavond nog niet eerder vertoond. Dit is rammen, beuken en slopen. Drummer Josh Styles heeft geen bekkens bij zich, maar dit blijkt ook nergens voor nodig. Gewapend met, echt waar, een lepel en een sambabal slaat hij zijn halve drumstel bijna doormidden en gitarist Murat Akturk doet hier met zijn extreem harde en rauwe gitaargeluid niet voor onder. Long Legs zelf staat ondertussen bijzondere kunsten te vertonen. Tegelijk op een gitaar en een half in de mond gepropte harmonica spelen, en dan nog zingen ook? Hij doet het allemaal, niks lijkt te gek. Het publiek smult ervan en perst de laatste restjes energie uit de benen om nog even flink te springen en te stampen. Een mooiere manier om de deur uit gebonjourd te worden dan door deze keiharde deltablues is niet denkbaar.
Voor wie er geen genoeg van kan krijgen, staan lokale bluesmannen King of the World het laatste uurtje nog in de kleine zaal voor de toegift. De band staat onder leiding van Erwin Java, die vijfentwintig jaar lang samenwerkte met Nederland’s grootste blueslegende Harry Muskee; toch een mooi affiche. Een scala aan gouwe ouwe bluesklassiekers wordt op aangename wijze ten gehore gebracht. Hier staan absoluut kundige muzikanten, maar na al het geweld dat vanavond al langs is gekomen klinkt het wel wat standaard allemaal. Niet dat het echt wat uitmaakt, het is inmiddels twee uur 's nachts en de mannen spelen geen valse noot. Het publiek staat nog zichtbaar te genieten van deze prima muziek voordat het dan toch echt afgelopen is.
Bij het lopen naar de uitgang blijkt dat de Oosterpoort een puinhoop is. Overal ligt afval op de grond en er hangt een lucht van de mensenmassa. Hier en daar swingt nog een stelletje na op de laatste klanken. Het was een prachtige avond, waar maar één ding maar weer eens duidelijk geworden is: the blues will never die.