Noise en een beetje poëzie bij The Last Waltz

WOLVON blijkt grootste publiekstrekker in Simplon

Tekst: Lilian Zielstra Foto's: André Eggens ,

Voordat gitarist Corno Zwetsloot overleed, schreef hij met zijn band Space Siren nog twee nummers. Die nummers zijn nu uitgebracht op single: Songs For A Dead Pilot. De single komt samen met een tweede single, waarop Wolvon en Zea de band coveren. Ter gelegenheid van deze dubbele single viert Space Siren een feestje in Simplon, samen met andere artiesten. 3voor12 groningen ging op pad en hoorde over poëzie, lawaai en snoep.

Bij binnenkomst is het nog niet erg druk in Simplon. Het publiek, ongeveer twintig mensen, staat met elkaar te praten en in de hoek van het café staan een microfoon en versterker klaar. De presentatie ligt in handen van Richard Foster, redacteur van Incendiary Magazine. De Engelsman praat nogal veel en snel ook, dus het is niet altijd te verstaan. Hij brengt het echter enthousiast en dat werkt aanstekelijk, maar het publiek lijkt het nog niet helemaal te voelen. Foster kondigt de eerste muzikant aan.

Arend B. Blauw

Arend B. Blauw brengt klaagliederen ten gehore. Hij is helemaal in het zwart gekleed. Blauw legt uit wat hij doet en zingt een lied over een Amsterdamse moord. De tekst is clichématig, ook in zijn andere nummers druipt de pathos er vanaf. Zo zingt hij bijvoorbeeld over een vrouw die op een pier staat en uitkijkt over het water. Haar geliefde bevindt zich, uiteraard, op zee en de vrouw klaagt daarover. "Alleen, alleen," zingt Blauw, "heer, help mij hier doorheen." Het publiek blijft door de muziek mompelen, maar is beleefd genoeg om moeilijk te kijken. "Mijn hart doet pijn, gooi het in een ravijn." Blauws gitaarspel is erg simpel, zijn teksten zijn cliché en ook zijn zang is niet om over naar huis te schrijven. Zijn oplossing: harder zingen en spelen. Het begin van de avond is, jammer genoeg, niet erg sterk.

The Howl Ensemble

Foster vertelt in de grote zaal een verhaal over rijstcrackers, daarna is de beurt aan The Howl Ensemble. De noiserockband uit Den Haag bestaat uit een drummer, bassist en gitarist. Op de bass drum is een plastic masker van een lammetje vastgebonden, dat op de maat omhoog schiet door de trilling. De band speelt spannend en sfeervol. Het klinkt vol, er komt een muur van geluid op je af die zeker blijft boeien. Vooral de bassist, die af en toe wat wegzakt in het geweld, speelt erg goed. De muziek is onconventioneel, raakt af en toe het randje van ruis, maar dan is er een tempowisseling die de aandacht weer trekt. Soms zijn er metal-invloeden te horen, met name in het drumwerk.

Alle muzikanten hebben op een bepaald moment hun eigen thema, dat op zichzelf vrij simpel is, maar in combinatie met de andere instrumenten erg mooi klinkt. Het is lastig te beschrijven hoe het precies klinkt; het is harmonieus lawaai. De band sluit af met een traditioneler nummer, waarin ze opbouwen naar een hoogtepunt. Het publiek, inmiddels zo'n dertig man, knikt mee op de maat. Voorin de zaal, bij het podium, blijft het echter leeg. Aan de kwaliteit van de muziek ligt het niet, de bandleden van The Howl Ensemble bewijzen dat ze vaardige muzikanten zijn.

The Avonden

Het publiek wordt weer naar het café gebracht, waar Foster iets vertelt over masturberen. The Avonden, artiestennaam van Marc van der Holst, begint na het verhaal te spelen. Van der Holst laat zich inspireren door Gerard Reve. Door naar zijn muziek te luisteren, kun je horen hoe mooi Nederlands kan klinken. Zijn teksten zijn prachtig: "Ik ben een kubist, ik schilder wat er mist." Van der Holst grinnikt. "Nu we het toch hebben over wat er mist... Dit is een liefdesliedje." The Avonden is de eerste artiest die het publiek volledig stil krijgt. Ook bij hem is het gitaarwerk simpel, Van der Holst speelt slechts akkoorden, maar het past bij de sobere stijl van de tekst en de performance.

The Avonden speelt een nummer geïnspireerd op Space Siren, If You Scream, Your Monkey Won't Come. Foster houdt daarbij de tekst voor Van der Holst vast, want hij heeft het pas die ochtend geschreven en er is geen statief. Ook krijgt de muzikant de mensen een beetje mee bij het nummer Katwijk, waarin hij een saaie dag in een saai dorp beschrijft. "Laat ze branden, laat de kerken branden", zingt hij steeds opnieuw, "en nu allemaal!" Het publiek zingt aarzelend mee, "laat de kerken branden". Al met al: de akkoorden zijn mooi, de teksten zijn poëtisch, erg goed gedaan.

Zea

Foster raast weer over het podium. Hij lijkt zich te beseffen dat hij snel praat. Komt door teveel snoep, zegt hij, waarna een hele tirade volgt over Haribo en Febo en hoe dat in het Engels rijmt ("Fiiiibo, Hariiiibo, get it?"). De charmante, hyperactieve presentator leidt ons weer naar de grote zaal. Eerst wordt daar een clip van Space Siren vertoond: Evidence Collection Guidelines. De muziek en het beeld zijn prachtig, ze passen goed bij elkaar en blijven rondspoken in je hoofd. Daar is alleen geen tijd voor, want op het podium neemt Zea plaats. De Makkumer staat er in zijn eentje, met een gitaar en een minisynthesizer.

En het klinkt goed. De muziek doet denken aan een trippy versie van Radiohead. Arnold Zea zingt vol overgave en zit er helemaal in. Tussendoor praat hij op droogkomische manier met het publiek. "Ik kom uit Makkum, en ik weet niet hoe het hier is, maar de enige kruiden die we daar op ons eten deden was... Zout. Dus dit liedje gaat over toen ik voor het eerst Indonesisch eten at, het heet Exploding Heads." In zijn voorkomen en spraak komt Zea nuchter over, maar zijn muziek barst van de kunstzinnigheid. Wel zijn de nummers die hij zonder synthesizer, en dus zonder beat speelt, minder sterk. Het is het dreunende ritme dat zijn muziek overeind houdt. Het laatste nummer van Zea stopt abrupt. Het publiek blijft achter, onder de indruk.

WOLVON

De bassist van de band WOLVON, Ruben van Walraven, zet gelijk de toon door op zijn basgitaar te slaan. De muziek van de band knalt er daarna in, en door hun energieke, gruizige geluid begint het publiek eindelijk wat los te komen. Inmiddels is de zaal goed vol, het is duidelijk dat het Groningse publiek vooral voor WOLVON naar Simplon komt. Wel blijven ze achterin de zaal staan, vooraan bij het podium blijft het leeg.

De bandleden spelen als bezetenen, drummer Bram Nigten heeft zijn mond open en gitarist De Zeeuw zwiept zijn haar wild in het rond. De teksten zijn niet te verstaan, maar dat is niet storend. De muziek is gruizig, melancholisch zonder dromerig te worden. De Zeeuw steelt een paar keer de show met prachtige solo's. Tussen de liedjes door praten ze wat met het publiek en dat is charmant, maar de pauzes tussen de nummers duren net iets te lang. Daardoor verliest de show soms zijn vaart. Maar als WOLVON speelt, nemen ze je mee en moet je wel meebewegen.

Aan het einde gooit De Zeeuw zijn gitaar op de grond en gaan de bandleden van het podium af. Foster sluit de avond kort af met een bedankje, de gitaar blijft doorechoën. Het is zeker een geslaagde avond met een bonte verzameling muzikanten (de een wat beter dan de andere), een wat terughoudend publiek, vrolijke presentatie en poëtische teksten.