Hoewel, naar verluidt heeft de Groningse tak van Melodica wel eens wat kritiek gekregen van de originele oprichters. Die houden nog altijd een oogje in het zeil om te kijken of de lokale edities trouw blijven aan het oorspronkelijke idee: een platform waar opkomende artiesten in een knusse setting kunnen optreden en waar hopelijk nieuwe samenwerkingen ontstaan. En alles akoestisch, natuurlijk. Die laatste voorwaarde neemt de Groningse organisatie iets minder strikt, maar als je ziet waar dat vanavond toe leidt dan kan het niet anders dan dat de Australiërs wel een oogje zullen dichtknijpen.
Melodica Festival – De tweede dag
Waarbij de Melodicafamilie laat horen waar het om draait
Laten we eerlijk zijn. Bij het horen van de woorden 'akoestisch' en 'singer-songwriter' denk je snel aan zekere irritante radiopresentatoren, kaasreclames en de emotionele aftiteling van ziekenhuisseries. Je zou zelfs singer-songwriter-moe kunnen zijn. Maar als dat je reden was om zaterdag niet naar het Melodicafestival in Huis de Beurs te komen, dan mag je nu ergens in een hoekje spijt gaan zitten hebben. De tweede dag van het festival was niet alleen muzikaal, maar zeker ook qua sfeer een hoogtepunt. Zo aandachtig als er de hele dag naar iedereen wordt geluisterd, zo fanatiek wordt er aan het eind van de avond gedanst. De bedenkers van het van oorsprong Australische Melodicaconcept zullen trots zijn.
Het middagprogramma bestaat in ieder geval uit behoorlijk traditionele americana. Weinig meer dan de kracht van stem en gitaar. Nu kan Hans Hannemann best een beetje gitaarspelen, maar hij moet het ontegenzeggelijk hebben van zijn intense, donkere stemgeluid. Met gemak bereikt hij daarmee elk hoekje van de grote, hoge zaal. Als Hannemann op het podium in zijn puntschoenen liedjes over coyotes zingt, zijn publiek een beetje verspreid door de ruimte, verwacht je elk moment dat Lucky Luke door de deur komt wandelen. Hannemann's liefde voor de de wereld van cowboys is vanavond overduidelijk. Een aantal liedjes vormt eigenlijk de soundtrack van een zelfgefilmde western, die hij naar eigen zeggen pas uitbrengt als “het genre weer wat meer in trek is”. Tijdens andere nummers lijkt er haast een schorre Sinatra op het podium te staan, met teksten over een "fella who knows how to treat a lady".
Daarna komt Joost Dijkema. Recent nog in de Vera kelderbar met puike punk, nu alleen met twee gitaren, een mondharmonica en een klein versterkertje op het podium. Gemiddeld oefent hij vijf uur per dag, vertelt hij, waarvan één nodig is om in trance te komen. Bij optredens heb je die tijd niet, dus gaat er wel eens wat mis. Maar als je ziet wat Dijkema allemaal met de gitaar doet, dan vallen de kleine foutjes volledig in het niet. Met zijn spectaculaire en vooral spectaculair snelle fingerpickspel gebeurt er in één nummer meer interessants op zijn gitaar dan bij de meeste artiesten op een heel album. “Het mooie van instrumentale muziek is dat je er zelf bij kunt bedenken wat voor beeld je er bij hoort”. Beelden horen, het is eigenlijk wel een mooie verspreking. Want het klopt: de instrumentale nummers vertellen net zo goed een verhaal als de liedjes waar Dijkema wel bij zingt. Als hij er op een gegeven moment de 12-snarige gitaar bij pakt, is het helemaal genieten. Dijkema's vingers bewegen met bovenmenselijke snelheid en de resulterende muziek is fenomenaal. Hij heeft maar een half uurtje, maar met die trance zit het wel goed.
Als iedereen na een korte eetpauze kleddernat weer de zaal binnenkomt, is het tijd voor een aantal acts die de Melodicaformule wel een beetje oprekken. De soulvolle elektronica van Phil Fill bijvoorbeeld, een Duits duo dat met drums en toetsen een heerlijk soepele en dynamische set speelt. En wat doet het dit soort muziek goed om akoestische drums te hebben: zoveel levendiger. Het plezier straalt van de twee af en vooral bij een onvervalst LCD Soundsystem-achtig dansnummer krijgen we alvast een voorproefje van hoe het publiek kan dansen tijdens Melodica. Ook Poems for Jamiro en Cajita maken indruk. Eerstgenoemde valt vooral op door de mooie samenzang en een vrij bizarre maar heel toffe cover van Backstreet Boys. Ook wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van loops, iets waar ook de Londense Cajita zijn muziek mee opbouwt. Het gevaar van loops is dat het soms een beetje rommelig wordt als er iets te enthousiast eindeloos elementen worden toegevoegd. Bij Cajita gebeurt dat een enkele keer, maar het overgrote deel van de muziek is prachtig, ruim, groots en zeer ontroerend. Het afsluitende nummer – “About that one time I quit drugs” – is een verstild hoogtepunt.
Een minder stil hoogtepunt is het optreden van de Melodica Allstars, waarbij alle artiesten samen het podium op gaan. Een vast ritueel bij elke editie. De ongecompliceerde lol van samen muziek maken, die de hele avond al in elke porie voelbaar is, komt hier tot uitbarsting. Mede-organisator Harmen Ridderbos, die ook vanavond weer alles aan elkaar praat, voert het geheel aan. Eerst nog met een redelijk nuchter nummer met een strijkkwartet, maar daarna wordt het al snel gekker. Een fijne, foute bossanova-versie van een Town of Saints liedje (alleen de witte smoking ontbrak nog bij Ridderbos, die bij het uitroepen van “Yeaaah, break it down...” zijn lach niet meer kan inhouden); dansbare country waarvoor alle stoeltjes aan de kant worden geduwd; een call and response gospel waarbij het publiek laat zien wel te weten hoe je zo'n 'response' aanpakt, en daarna staat iedereen opeens te dansen op een geweldige Uncle Tupelo-cover. Op het allerlaatst nóg een schepje er bovenop wanneer Rocky Top van de Osborne Brothers wordt ingezet.
Dus vergeet die kaasreclames en ziekenhuisseries; dít is folk- en singer-songwritermuziek. En of het ook akoestisch is... ach. Hopelijk is de hoed, waarmee de organisatoren vanavond rondgaan om vrijwillige bijdrages te verzamelen, goed gevuld. Want dit soort festivalletjes zijn zeldzaam. Waar publiek en artiesten mixen, iedereen aandachtig naar de muziek luistert, net zo aandachtig meedanst en waarbij het programma doodleuk een uur langer dan gepland doorgaat. Van zo'n festival wordt je niet moe.