Met de Rotterdamse band Luik als voorprogramma lijkt de toon voor de rest van de avond gezet: in kleermakerszit al heen en weer wiegend wegdromen bij de slome, sobere en zweverige muziek. Door enige experimentele invloeden onderscheidt Luik zich van de zoveel andere indiebands en doordat de beide mannen goed op elkaar ingespeeld zijn, is er ruimte voor de nodige spanningsopbouw in hun onheilspellende muziek.
Op het moment dat I Am Oak het podium betreedt, gaat iedereen echter staan. Wie denkt dat deze actievere houding een grotere concentratie bij het publiek teweeg zou brengen, heeft het mis. Geroezemoes en gelach klinken tussen de nummers door en is zelfs ook bij vlagen tijdens de nummers aanwezig, wat afbreuk doet aan de zweverige magische vibe die gecreëerd had kunnen worden.
Aan de band kan het echter niet liggen. Akoestische solonummers waarin frontman Thijs Kuijken met enkel zijn sterke, betoverende stem de gevoelige snaar weet te raken, worden afgewisseld met af en toe haast melancholische samenzang van de vier bandleden. Kleine tempowisselingen zorgen voor de nodige variatie. De pauzes tussen de nummers worden opgevuld met beleefde excuses voor het stemmen en humoristische anekdotes. Kleine imperfecties maken het echter alleen maar echt, zoals de bassist die de microfoon onbedoeld een kopstoot geeft en, om zichzelf lachend, vervolgens vrolijk verder speelt.
De laatste paar nummers zijn van de nieuwe cd Nowhere or Tammensaari. Hieruit blijkt dat de band samen is gegroeid en niet meer per definitie de nadruk op de zanger ligt: er is gelegenheid tot jammen en zelfs tot rocken. De elektrische gitaar voert een belangrijkere rol dan op de eerste twee platen waardoor de band als geheel meer uitgelaten en gevarieerder lijkt. Vooral in het allerlaatste nummer Birches komt dit naar voren. De spanning die het hele concert lijkt te zijn opgebouwd, komt tot een explosie wanneer ook de mannen van Luik het podium weer betreden. Tijdens het rustige begin van het nummer komt het geheel nogal schuchter over, alsof ze niet echt dichtbij de microfoon durven te komen. Totdat Kuijken steeds heviger en harder gaat zingen; geëindigd wordt met een verenigd hartstochtelijk schreeuwen vanaf een podium vol mannen dat het publiek uiteindelijk sprakeloos achterlaat.