Voordat Scott Kelly aan de beurt is, is het aan Leendert om het publiek op te warmen. De Amsterdamse singer-songwriter schopte het tot de finale van de Grote Prijs van Nederland. Zijn Nederlandstalige liedjes vallen vooral in tekstueel opzicht door de rijke beeldspraak. Nadeel hiervan: het is soms moeilijk om als luisteraar de emotie in de liedjes te begrijpen omdat er zoveel doekjes om de boodschap heen worden gewonden. Maar Leendert heeft meer kwaliteiten: met zijn gelikte gitaarspel en even zo kundige zang steekt hij zijn hoofd uit boven een maaiveld van rommelige singer/songwriters.
Het is inmiddels al kwart voor 11 als Scott Kelly aan zijn optreden begint. De zaal is merkwaardig genoeg leger dan toen Leendert aan zijn set begon. Kelly’s verschijning kan haast niet meer contrasteren met de ideale schoonzoon van het voorprogramma: met zwart shirt, volgetatoeëerde armen, een weelderige baard en een respectabele bierbuik verwacht je eerder een metalconcert dan een kaal akoestisch optreden. Zijn uiterlijk is ook niet het enige waarin Kelly’s alter ego als metalzanger doorschijnt. Hij slaat rauwe folksongs uit zijn omlaag gestemde akoestische gitaar, waarbij hij zijn morbide teksten vaak meer in de microfoon gromt dan zingt. Het doet vaak denken aan het solowerk van voormalig Screaming Trees-zanger Mark Lanegan, terwijl hij zich ook laat beïnvloeden door oudere zangers als wijlen Townes van Zandt en Hank Williams.
Zijn Kelly’s songs al zwartgallig, ook qua persoonlijkheid blijkt de Amerikaan niet bepaald het zonnetje in huis: als een Simplonmedewerker achteraan het podium een deur opent om het ventilatiesysteem zachter te zetten, krijgt hij een grommend What the fuck are you doing man!? naar zijn hoofd. Verder lijkt hij een man van weinig woorden, tot het einde van de show. Er volgt een moeizaam verteld – en in eerste instantie onbegrijpelijk - verhaal waarin Kelly zijn geschiedenis als liedjesschrijver beschrijft. Hij vertelt dat hij een man is die “zowel het licht als de duisternis” kent, maar zich als songwriter doorgaans alleen door het laatste laat beïnvloeden. Tot een tijdje geleden dan: voor zijn familie schreef hij het nummer We Burn Trough The Night. Vanavond draagt hij het nummer op aan iedereen die zich opoffert om een ziek familielid te verzorgen.
Met al zijn minimalisme bewijst Kelly vanavond dat hij geen bak herrie om zich heen nodig heeft om te overtuigen als muzikant. Fraai is hoe Kelly zijn akoestische gitaar laat rondzingen, stiltes laat vallen en het publiek zodoende hypnotiseert met slepende songs. Wel moet gezegd worden dat het allemaal niet bepaald catchy is: geen melodielijn blijft hangen. Iets toegankelijker dan Kelly’s eigen producties is de fraaie uitvoering van Tecumseh Valley, een cover van Townes van Zandt. Met dit nummer weet Kelly de inmiddels leeggestroomde zaal een passend einde voor te schotelen. “Merry christmas” mompelt hij sarcastisch tegen het publiek ter afscheid. De bezoekers gaan mee in de kerstsfeer: “JEZUS wat was dat heftig!”, verzucht een vrouw terwijl ze buiten Simplon een sigaretje opsteekt.