In deze rubriek laat een bonte stoet columnisten hun eigen licht laat schijnen op de Haagse muziekscene. Elk vanuit hun eigen vakgebied delen ze persoonlijke verhalen, onverwachte invalshoeken en scherpe inzichten over wat de muziek – en alles wat daarmee samenhangt – in onze stad zo bijzonder maakt. Elke editie een andere columnist, deze keer: Melle de Boer.

Goed nieuws!

 

Ik hoorde dat Lokaal Vredebreuk weer opengaat.
Lokaal Vredebreuk was een kroeg. In een kelder.
De muren waren zwartgeverfd. Er stond een machine waar je voor vijftig cent pinda’s uit kon tappen. Je kon er tosti’s bestellen.

Bijna elke avond was er livemuziek: bandjes, sessies, songwriter-avonden. Alles. Wij oefenden er met Smutfish. Soms zelfs terwijl de kroeg open was. Het was een plek met ruimte voor liefdesverdriet, ruzies, mafkezen, mislukkingen,probeersels, pretenties en alles wat een leven de moeite waard maakt.

Een plek waar je mocht groeien.

Ellie, Dries en het wisselende barpersoneel keken als leuke ouders glimlachend toe en grepen alleen in als het echt nodig was. (Zoals die keer dat een paar bezopen bezoekers de pindamachine probeerden mee te nemen.)

Bier was benzine, geen verdienmodel. Na een avond met te veel bier voelde ik me nooit bekocht. Zelfs de volgende ochtend niet.
Ik kwam er graag. Ik groeide er.

Toen, na een paar mislukte overnamepogingen, ging Lokaal Vredebreuk definitief dicht.

 

 



En nu, na heel lang stil te zijn geweest, hoorde ik dat het weer opengaat.

Ik hoorde dat de nieuwe eigenaar goede plannen heeft en leuke mensen heeft verzameld om die plannen waar te maken. Mensen die ronddolen in de ruimte die in de woorden hierboven bewaard ligt.

Een ruimte waar een beginnend bandje zomaar een fantastische avond kan neerzetten met mondharmonicalegende en oer-popstedenmaker John Lagrand van Livin’ Blues en Cuby andthe Blizzards. Als hij nog zou leven.

Een plek waar je later beschaamd terugdenkt aan het moment dat John, na het optreden, vroeg wat de gage was, en niemand daaraan gedacht had. Een ruimte waar jonge muzikanten, zonder popscholen, bandcoaches of Herman Brood-academies, zelf hun eigen stem kunnen vinden.

Een Gallisch dorpje in een wereld waar groei wordt afgemeten aan bezoekersaantallen en omzet. Een ruimte in een stad waar placemakers in creatieve hubs gevuld met makers van verschillende disciplines tussen authenticiteit en trillende beleidsmakersvingers glijden, omdat de gemeente het lef mist om als leuke ouders glimlachend toe te zien hoe een stad groeit wanneer je haar af en toe gewoon met rust laat.

                                                                          Melle de Boer