Ik hoorde dat Lokaal Vredebreuk weer opengaat.
Lokaal Vredebreuk was een kroeg. In een kelder.
De muren waren zwartgeverfd. Er stond een machine waar je voor vijftig cent pinda’s uit kon tappen. Je kon er tosti’s bestellen.
Bijna elke avond was er livemuziek: bandjes, sessies, songwriter-avonden. Alles. Wij oefenden er met Smutfish. Soms zelfs terwijl de kroeg open was. Het was een plek met ruimte voor liefdesverdriet, ruzies, mafkezen, mislukkingen,probeersels, pretenties en alles wat een leven de moeite waard maakt.
Een plek waar je mocht groeien.
Ellie, Dries en het wisselende barpersoneel keken als leuke ouders glimlachend toe en grepen alleen in als het echt nodig was. (Zoals die keer dat een paar bezopen bezoekers de pindamachine probeerden mee te nemen.)
Bier was benzine, geen verdienmodel. Na een avond met te veel bier voelde ik me nooit bekocht. Zelfs de volgende ochtend niet.
Ik kwam er graag. Ik groeide er.
Toen, na een paar mislukte overnamepogingen, ging Lokaal Vredebreuk definitief dicht.