Ik moet ineens denken aan een optreden, een paar jaar geleden in het Vereinshus (Verenigingshuis) in Vaals. We kwamen laat aan, ietwat moe van een optreden ergens anders in Limburg. Onze gastheer verwelkomde ons nors, vertelde waar onze kamers waren en waarschuwde ons voor het feest van het Jagersgilde dat de volgende dag in zijn kroeg al vroeg zou beginnen.
Mijn kamer was stemmig rood verlicht en had een groot rond zwartleren bed in het midden. Door de kamer hing, en misschien kwam dat door de entourage van de kamer, de schrale lucht van jongenspap. Te moe voor alles, kroop ik diep in mijn slaapzak. De volgende dag keken we vanuit een uitkijktoren naar de drie omringende landen en daarna aten we soep onder het hoofd van een opgezet hert. Terug in het Vereinshus bleek het jaarlijkse feest van het Jagersgilde al flink op gang.
In de keuken kregen we zuurkool uit de grootste pan die ik ooit gezien heb en ieder een rookworst zo groot als een volwassen mannenarm. Niet voor Mowing Sean, die eet geen vlees. Voor hem was er een gebakken ei. Een paar uur later begon ons optreden in een kamer op de eerste verdieping in het Vereinshus. Er waren drie mensen. De hoempapa van het feestende Jagergilde overstemde onze liedjes. De dikke vrouw die de kaartjes van de twee bezoekers had gecontroleerd vroeg of we ook iets konden spelen waarop gedanst kon worden.
Zo nu en dan kwam er een fraai uitgedoste jager binnenvallen om op zijn hoorn te schallen en zich daarna weer snel uit de voeten te maken. Alleen de gedachte straks weer naar huis te kunnen rijden, maakte het spelen van de liedjes dragelijk. Tegen het einde van het optreden hoorden we knallen. Het bleken geweerschoten. De jagers kwamen al schietend naar boven en ik dacht dat mijn einde nabij was.
We stopten met spelen. Alle instrumenten achterlatend renden we naar de eerste de beste deur. Het bleek een kast waar we net in pasten en Mowing Rob, die verreweg het sterkst is, hield de deurkruk stevig omhoog gedrukt. Toen niets. Toen geklop op de deur. Onze gastheer schreeuwde dat er niets aan de hand was, dat het een ritueel was dat bij het feest van het Jagersgilde hoorde en dat het geen echte kogels waren. Lijkbleek kwamen we de kast uit. Daarna snel de spullen ingepakt.
Normaal voel ik me altijd wat beschroomd om naar BVO's te vragen, maar nu, geïrriteerd door het jagersgebeuren kwam het eruit als een bevel. Uit een kratje ergens diep in de kelders van het Vereinshus haalde de gastheer een arm vol flesjes bier. Toen we Vaals uitreden maakten we een flesje open. Het bier bleek wat klonterig. De uiterste houdbaarheidsdatum was februari 1984.