1
Het was op de laatste dag van de zesde maand van het zevende jaar, zegge tweeduizendenzes, in het derde millennium, dat ik naar het centrum van de stad ‘s-Gravenhage trok. Ik was getuige van een bijzonder ritueel dat plaats vond in een gebouw, gesticht door tollenaars, maar dat sinds enige tijd plaats bood aan verschillende rituele handelingen. Bij het naderen van dit bouwwerk zag ik een grote metalen constructie op wielen. Het metalen beest voedde ‘iets’ in het bouwwerk middels zwarte slangen die van het beest naar het gebouw liepen. Rondom dit grote, blauwe, metalen beest stonden aanhangers van het ritueel waar ik even later getuige van zou zijn. Het beest droeg raadselachtige tekens. Het vermelde de cijfers 89, een punt en een 3.
2
Eenmaal voorbij het beest gelopen besteeg ik de marmeren trappen van het bouwwerk. Verschillende lieden traden mij tegemoet. Zij droegen voornamelijk zwarte kleding, die bij de meeste van deze lieden voorzien was van afbeeldingen, spreuken en formules, verwijzend naar het ritueel dat komen ging. Boven aan de trap werd ik de grote zaal ingeleid. Rond de gehele zaal bevonden zich zuilengalerijen. In het midden zou het ritueel gaan plaatsvinden. Er was een soort van offerplaats opgesteld.
3
Achter mij bevond zich een lange tafel, waarachter twee mannen en een vrouw hadden plaatsgenomen. De drie bleken priesters te zijn. Zij zouden voorgaan in het ritueel. Aan een andere tafel was een tovenaar bezig met zilveren en zwarte instrumenten. Hiermee werden beelden uit andere werelden opgeroepen. Twee ceremoniemeesters, die met scepters in de hand de zaal betraden, openden toen het ritueel. De aanwezigen begonnen daarop luid te brullen. Sommige van de aanwezigen zwaaiden met hun lange haren wild in het rond. Een aantal van hen begon vreemdsoortige dansen uit te voeren. Daarbij werd veel met de voeten gestampt, terwijl zij elkander tegen elkaar aanduwden en trokken, alsof ze met elkaar in gevecht waren. Toch leken de dansen geen echte, maar schijngevechten.
4
Vanaf dat moment bestegen diverse mannen en een drietal vrouwen de offerplek. Het bleek geen echte offerplek, maar een plaats van handeling te zijn. Het ritueel bestond eruit om zo luid en donker mogelijk zestig seconden lang te brullen en te krijsen. De toeschouwers raakten bij dit ritueel in opperste vervoering en men begon de Baäls aan te roepen en om de Asjerapalen te dansen. Achter de rituelen verschenen goddelijke taferelen op de muren. Bliksemschichten schoten door de zaal. Enkelen van de aanwezigen storten zich ter aarde om Zeus gunstig te stemmen. Het was duidelijk dat de deelnemers aan het ritueel met elkaar in wedijver waren. Elk van hen had aanhangers meegenomen. Zij brachten reukoffers en strooiden rijkelijk met het gele vocht over de marmeren tegels.
5
Nadat alle deelnemers het ritueel hadden uitgevoerd, trokken de priesters en priesteres zich terug om de Goden te raadplegen. De toeschouwers gaven zich over aan gewijde muziek en dansen. Ik zag de jeugd van Sodom, aanbidsters van Astarte en de Bacchanten in verroering raken bij de harde, ritmische muziek die door een viertal wilde tempeldienaars ten gehore werd gebracht.
6
Toen werd het stil en verschenen de mannen met de scepters weer ten tonele, gevolgd door de priesters. Elk droeg een kelk in de hand met daarin het nog warme bloed van een zojuist geslacht zwart schaap. Zij richtten zich tot de aanwezigen en riepen drie jonge maagden tot zich om de kelken uit te reiken. Twee mannen en een vrouw werden tot overwinaars van het ritueel gekroond. Zij dronken uit de kelk en brulden daarna nog eenmaal zo hard zij konden. De muziek van de tempeldienaars dreunde weer door de ruimte en de toeschouwers gingen opnieuw op in wilde dansen. Daarbij zag ik mannen en vrouwen vuurspuwen.
7
Opeens was er een groot en fel wit licht. De aanwezigen spoedden zich haastig naar buiten. Het beest voor het gebouw trok zijn slangen in en verdween. De bliksemschichten en magische beelden werden weer in de muren gezogen. Langzaam viel de nacht over het gebouw en over de hele stad. Moe van alle indrukken wandelde ik naar huis. Het ritueel was voorbij en de Goden zagen dat het goed was!
Bliksems! (10)
De handelingen der Grunters
Het was op de laatste dag van de zesde maand van het zevende jaar, zegge tweeduizendenzes, in het derde millennium, dat ik naar het centrum van de stad ‘s-Gravenhage trok. Ik was getuige van een bijzonder ritueel dat plaats vond in een gebouw, gesticht door tollenaars, maar dat sinds enige tijd plaats bood aan verschillende rituele handelingen.