Is die man hier in de Fuzzy Lop dezelfde persoon? Weg zijn hoed en baard, erin voor de plaats een blondgrijze paardenstaart en een kale kin. Die liveband om hem heen hadden we ook al niet verwacht. Maar zodra de inmiddels 36-jarige Matthew Miller aan zijn eerste nummer begint, herkennen we weer die lome reggae-meets-dancehall-vibe.
Wat opvalt: hij is absoluut een betere zanger geworden. Vroeger wilde hij zich nog wel eens vergalopperen aan zijn eigen tropische refreintjes, nu waagt hij zich slechts spaarzaam aan dat soort Sean Paul-momenten. En die klinken - eerlijk is eerlijk - prima.
Wat doet hij verder dan?
Vooral veel herhaling. Elk nummer stoelt op diezelfde lome reggaevibe, met lange spokenwordcoupletten over minutenlang herhaalde baslijnen. De teksten gingen vroeger vooral over religieuze thema's, tegenwoordig blijkt hij ook een groot voorstander van vrede op aarde. Al maakt de combinatie van zijn accent en de galmende tent het lastig om alle lyrics aandachtig te volgen.
Wordt dat concept niet saai na een tijdje?
Ongelooflijk saai. Om dat op te lossen - en om op adempauze te komen - eindigt elk nummer in een lange gitaarsolo. En soms een drumsolo. Als je na drie nummers vertwijfeld 'nee, niet weer!' tegen het plafond roept, blijkt de man achter de synthesizers opeens ook een paar woordjes te mogen rappen. Niet de afwisseling waar we op hoopten.
Komt die afwisseling er nog?
Een cover van 'No Woman No Cry'. Zelfs die voelden we eigenlijk al aankomen.