Toch aardig om te weten, als je hem zondagavond rond tien uur op Pinkpop ziet optreden als tamelijk spectaculaire slotact van Pinkpop 2016: Sir Paul McCartney is in zijn vrije tijd een grage klusser. Of dat was hij volgens biograaf Philip Norman in elk geval toen hij in juni 1966 op het schiereiland Kintyre High Park Farm kocht. Een wat vervallen boerderij in het zuidwestelijke puntje van de Schotse Hooglanden om zich soms even in te kunnen terugtrekken met toenmalige partner Jane Asher, ver weg van de hectiek van Londen en de wereldwijde Beatles-gekte.
Voor ze de boerderij betrokken, verrichtten vaklui alleen wat hoognodige reparaties. Meubels werden tweedehands aangeschaft in het nabijgelegen Campbletown. En, schrijft Norman dan in Paul McCartney. De biografie: ‘Nu kwam de doe-het-zelver die altijd in de Beatle verborgen had gezeten tevoorschijn. Hij bouwde een zitbank van oude appelkisten, en als het dak lekte, wat vaak gebeurde, wist hij altijd wel een manier om het gat te dichten.’
Of het beeld een noviteit is? Nooit eerder opgetekend in de eindeloze reeks boeken over de Fab Four? Geen idee, eerlijk gezegd. Al wijst het feit dat de biograaf het later nog eens expliciet noemt als inspiratiebron voor, jawel, het nummer ‘Fixing a Hole’ op Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band (1967) erop dat hij er zelf haast aandoenlijk trots op is.
Exemplarisch is het hoe dan ook. Op allerlei manieren. Exemplarisch voor een geportretteerde die in veel opzichten, zoals dat heet, verbijsterend gewoon is gebleven. Voor Normans vermogen om zelfs de kleinste details uit diens leven boven water te krijgen ook.
Huiselijke details, bizarre details én bizarre huiselijke details, zoals wanneer McCartneys jeugdvriendinnetje Iris Caldwell hem droogjes vertelt: Als de Beatles een gig hadden gehad, vond Paul het altijd lekker als mijn moeder zijn benen kamde. Hij is nogal behaard, en het ontspande hem blijkbaar als zijn beenhaar gekamd werd. ‘Hè Vi, kam m’n benen effe,’ zei hij dan.
McCartney, De biografie: '800 pagina’s bewonderenswaardig biografisch vakwerk'
filantroop, geridderde muzikant, filmmaker, schilder, dichter en klassiek componist
Philip Normans biografie van Paul McCartney maakt een eind aan ‘de mythe dat John Lennon het avontuurlijk, avant-gardistische genie van het viertal was en McCartney ‘de melodieuze, sentimentele, de man van de veilige keuzes’.
Kruimels
Curieuze triviapareltjes, zonder meer. Maar wat het eruitspringen van die passages over Paul-de-bouwer en de-beenhaar-Beatle helaas ook aantoont, is dat het schier onmogelijk is nog iets wezenlijk nieuws (of liever: nieuws van wezenlijk belang ) over Paul McCartney te vertellen. En al helemaal niet over de periode tot en met het uiteenvallen van de grootste rockband aller tijden, in 1970, die elders al zo’n beetje van minuut tot minuut beschreven is. Wat rest zijn, onbarmhartig beschouwd, herinterpretaties en anekdotische kruimels, gevolgd door het naar verhouding oeverloos lange naspel van een solocarrière in de schaduw van die gloriejaren.
Wat overigens niet wegneemt dat deze bijna achthonderd pagina’s op z’n allerminst bewonderenswaardig biografisch vakwerk zijn. Het meest complete en afgewogen levensverhaal van ‘Macca’ tot nu toe, dat en passent definitief een einde maakt aan de hardnekkige mythe dat John Lennon het avontuurlijk, avant-gardistische genie van het viertal was en McCartney ‘de melodieuze, de sentimentele, de man van de veilige keuzes’.
Saillant in dat verband: voor die mythe was Philip Norman zelf deels verantwoordelijk. Kort na het verschijnen van zijn nog altijd gezaghebbende boek over de carrière van de Beatles, Shout! (1981), liet hij zich in een interview namelijk ontvallen dat Lennon in zijn ogen in zijn eentje ‘driekwart van de Beatles’ was geweest; een uitspraak die McCartney, die diens bandgeschiedenis naar verluidt graag woordspelig walgend ‘Shite’ noemde, hem decennialang bleef nadragen.
Ook nog toen de biograaf aan John Lennon – The Life (2008) werkte, waarvoor hij derhalve niet geïnterviewd wilde worden. Hoewel, hij verraste Norman, nieuwsgierig geworden naar ‘de vent die kennelijk zo’n hekel aan me heeft’, wél met een persoonlijk telefoontje en de bereidheid per e-mail enkele vragen te beantwoorden.
Voortrekkersrol
Die wederzijdse ontdooiing zette daarna duidelijk (voorzichtig) door. McCartney gaf zijn ‘stilzwijgende goedkeuring’ aan dit nieuwe boek over hem, waardoor vrienden en familie zich vrij konden voelen de schrijver te woord te staan. Norman, op zijn beurt, geeft op de eerste pagina’s toe dat hij achteraf bezien lang onredelijk ‘anti-Paul’ is geweest.
Een biografie als overdreven lange excuusbrief schreef hij daarna niet. Wel een relaas dat, hoewel zeker niet hagiografisch, druipt van het respect en de sympathie. En waarin vooral in de eerste helft het nodige wordt rechtgezet. Want al dist Norman de hoogtepunten uit de Beatles-saga redelijk op tempo op, hij neemt wel regelmatig de ruimte om McCartneys voortrekkersrol daarin te bena-drukken. Als immer vriendelijk glimlachende pr-man, uiteraard, maar ook in artistieke en ‘rebelse’ zin.
Zo wijst hij er bijvoorbeeld fijntjes op dat hij degene was die Lennon kennis liet maken met lsd, concrete muziek en conceptuele kunst, en hem zelfs meesleepte naar de mede door hem gefinancierde galerie waar hij Yoko Ono leerde kennen. (Zoals ook met minder fijntjes machismo wordt geconstateerd dat McCartney de succesvoller groupieveroveraar van de twee was.) Zijn experimentele songs worden breed uitgemeten. En uit de periode rond het idealistische hippiebedrijf Apple komt hij naar voren als de enige die zich daar werkelijk met overgave voor inzette.
Hippiegezinnetje
Ook sterk: de beschrijving van de juridische loopgravenoorlog tussen hem en de overige Beatles, geschaard achter de gehaaide manager Allen Klein, die tot het uiteenvallen van de band leidde. Een beschrijving die mede zo gedetailleerd is omdat Norman als eerste een van McCartneys advocaten uitvoerig te spreken kreeg: diens zwager John Eastman.
Waarmee trouwens indirect de onverwachte heldin van de tweede helft van het boek is genoemd. Want al schrijft Norman niet ongeestig dat haar ‘rustige, ingehouden charme’ helaas niet op meer dan een meter afstand werkte, dat de Amerikaanse fotografe, activistische vegetariër en, eh, gelegenheidsmuzikante Linda Eastman de liefde van McCartneys leven was, wordt overduidelijk. De vrouw die hem in de post-Beatlesjaren bijna letterlijk overeind hield.
Saai, dat uitvoerig lezen over de wederzijdse aanbidding binnen een idyllisch hippiegezinnetje? Ach, het bijna dertig jaar durende huwelijk levert minstens één ontroerend hilarische scène op. (Het echtpaar wordt in 1973 in Nigeria overvallen, Linda gaat tussen de man met het mes en haar echtgenoot staan en roept uit: ‘Laat hem met rust! Hij is muzikánt!’) En er komen in die kleine 400 pagina’s nog genoeg andere zaken aan de orde.
Tegenstrijdigheden
Naast Paul-de-liefhebbende-huisvader zie je hem in zijn gedaanten als filantroop en geridderde; als niet altijd even geslaagde filmmaker, schilder, dichter en klassiek componist; als de slimme zakenman die een fortuin verdiende aan de gekochte rechten van musicaldeuntjes, terwijl die van de Beatles door Michael Jackson voor zijn neus werden weggekaapt.
Er is die wonderlijke episode in 1980, wanneer hij wegens marihuanabezit in een Japanse gevangeniscel belandt, doodsbang door zijn medegedetineerden te worden verkracht. Zijn kortstondige huwelijk met en uitzin-nige vechtscheiding van de megalomane gekkin Heather Mills staat garant voor sappige kopij. En uiteraard komen ook zijn werk met de afgezien van eega Linda voortdurend van bezetting veranderende band Wings en zijn solocarrière ruimschoots aan bod.
Zelfs zijn trouwste fans zullen toegeven dat muzikale hoogtepunten daarin schaarser zijn dan welluidende middelmaat. Maar ondertussen komen juist hier enkele fascinerende tegenstrijdigheden in McCartneys karakter het best uit de verf. Zijn rotsvaste (en terechte) vertrouwen in zijn talent voor het schrijven van geniale melodieën én basale onzekerheid. Zijn enorme werklust en gemakzucht, eigengereidheid en neiging het iedereen naar de zin te willen maken. En, niet in de laatste plaats: zijn lang gevoelde behoefte afstand te nemen van het Beatles-verleden, waarnaar hij tegelijk altijd terugverlangde. Het verlangen om met een eenvoudig bandje uit Liverpool vanaf nul de top te bereiken, waardoor hij in de beginjaren van Wings tegen de klippen op deed alsof die tijden konden herleven. En, onbewust en onwillig, vooral het verlangen naar een artistiek partnerschap zoals hij dat met Lennon had.
Je zou het de tragische paradox van McCartney als soloartiest kunnen noemen. Eigenlijk iemand naast je nodig hebben om je te stimuleren en uit te dagen, tegen-wicht te bieden aan je romantiek en (soms) sentimentaliteit met een cynische grap. Dat tegengas uiteindelijk van niemand anders dan John Lennon dulden. En vervolgens eindeloos voor jezelf moeten bewijzen wat je op eigen kracht waard bent.
Voordelen heeft dat laatste ook, natuurlijk: zelfs nu hij volgende week vierenzeventig wordt, zal hij op dat podium in Landgraaf ongetwijfeld weer laten zien wat een geweldige entertainer hij nog steeds is en, verzoend met de magie van toen, al die Beatles-klassiekers spelen.
Uitsmijter
Het vooruitzicht doet denken aan die scène in de biografie waarin McCartney in 2004 voor het eerst op Glastonbury Festival stond. Terwijl de recensenten klaarstonden om cynische stukjes over een gouwe-ouwe-act te schrijven, pakte hij zijn gehoor van 120.0000 man moeiteloos in. ‘Ook mensen die tien keer op of nog vaker op Glastonbury zijn geweest, hebben nooit zoveel liefde gezien, gehoord of gevoeld als op deze avond,’ concludeerde NME. En mopperde de verslaggever van The Guardian eerst nog over zijn ‘hippie-achtige praatjes’ tussen de nummers door, de uitsmijter was glashelder: ‘Voor mijn part doet hij penispoppenkast, als hij daarna maar “Eleanor Rigby” speelt.’
Philip Norman: Paul McCartney. De biografie (vertaling Henny Corver, Pon Ruiter, Annemie de Vries, Frits van der Waa, uitgeverij Thomas Rap)