“Er zijn drie soorten mensen. Mensen die kunnen tellen en mensen die niet kunnen tellen.” Een reusachtige kerel draagt de spreuk trots op zijn zwarte shirt. In zijn hand een kartonnen treetje pils waar de helft al uit is. Zijn ogen klein en dik omrand, het voorhoofd rozig van de voorjaarszon. Welkom in de Achterhoek, welkom bij Normaal, dat zijn verjaardag viert met een compleet festival. Bennie Jolinks zoon speelt natuurlijk met Jovink en de Voederbietels, en daarna nog Rowwen Heze, dat weliswaar een andere taal spreekt, maar hier dondersgoed verstaan wordt. De food line-up bestaat hier uit patat met, patat curry en patat speciaal, de wijnkaart bevat bier en motorolie voor de ziel.
Veertig jaar Normaal: bier in de nek, hand in de broek
3voor12 mengt zich onder het legioen der geblevenen
Lochem, voor de Normaal-fan is het heilige grond. Hier, in deze plaats in de Achterhoek, vond met Hemelvaart 1975 het baanbrekende eerste optreden plaats van de boerenrockers. Heilige grond dus, en tegelijk is het voor meesten hier ook gewoon hun achtertuin. Duizenden fietsen staan dan ook tegen de hekken voor het 40-jarig jubileum van de beroemdste band van het oosten. 3voor12 mengt zich onder de høkers, flirt met de deernes en vangt bier in de nek.
Het was hier in Lochem dat Normaal voor het eerst van zich liet horen, op Hemelvaartsdag 1975. Bennie Jolink was op dat moment net teruggekeerd van de kunstacademie in Amsterdam en klaar om het roer om te gooien. Het Achterhoekse publiek maakte kennis met de band door een lange bluesjam, die uitmondde in een nummer over kakken, en dat ook nog eens gezongen in hun eigen dialect. Het was een regelrechte sensatie. Misschien nog wel sensationeler was het dat Normaal bij Johnny Hoes het nummer Oerend Hard opnam en een landelijke hit scoorde. Bennie Jolink werd niet alleen een volksheld in zijn eigen streek, maar ook een voorman voor alle andere dialectsprekers, en hij was ook nog eens een slimme, welbespraakte en vooral grappige boer waar de westerse cultuursnob ergens ook wel sympathie voor had.
Het is kwart voor acht als Normaal voor de eerste keer het podium betreedt, met oudje Ik Bun Maor Een Eenvoudigen Boerenlul, maar niet voordat het Wilhelmus uit volle borst gezongen is. Jolink, ooit een stoere slungel met een krullenmatje en een snor, hapt al na het eerste couplet naar adem. De zanger draagt een heerlijk blauw-fluwelen pak met in sierlijke stijl op zijn gekromde rug de overbekende afkorting ‘R&R’. Hij kampt al jaren met grote gezondheidsproblemen. In de documentaire Ik Kom Altied Weer Terug uit 2004 is dat al te zien. Drie, vier liedjes achter elkaar houdt hij het vol, en dan vertrekt hij een nummertje naar achter het podium. Even bijkomen, een gebbetje maken met oom agent en terug. Hij leunt het meest op het enig overgebleven bandlid dat er ook in 1975 al bij was: bassist Wimken van Diene.
In de eerste helft van de set horen we vooral echt oud werk, uit Normaal’s ruwste tijd, al worden ze met blazers en toetsen erbij iets ronder gespeeld dan destijds. Een song over vreemdgaan, een nummer over een chauffeur die zo dichtbij huis is dat ie zich in het truckerscafé wel twee biertjes kan veroorloven, natuurlijk de ode aan Alie, en een liedje over het fenomeen dat iedere kroegganger kent: het gebeurt altijd als jij even aan het pissen bent.
Die documentaire van tien jaar terug gaf ook niet-boeren een inkijkje in het wonderlijke fenomeen. De emancipatie van de Achterhoeker, klonk het mooi. Normaal was intelligent en boers dom tegelijk, de band heeft oor voor goede meezingers en ze geven nooit op. Eindeloze beschouwingen kun je er op los laten over de arrogantie van het westen, over de leegloop van de provincie. We staan hier tussen het legioen der geblevenen, zij die het hier allemaal wel best vinden. Hier op het veld in Lochem brengt Normaal alles terug naar de essentie: bier, vrouwen en motoren.
Tijdens de tweede set gaat het gas er nog wat extra op, natuurlijk. Velen hier hebben zich volgegoten in de drie kwartier braakliggende tijd. Hele gezinnen trekken gezamenlijk naar voren het slagveld in. Want dat is het zo langzamerhand wel. In veertig jaar leerden drie generaties hier van hun pa of hun neef zuipen, de vierde leert het vanavond. Een meisje vangt een biertje vol op haar hoofd. Ze bukt, wappert haar blonde lokken naar achteren en lacht breeduit. Een nummer later steekt een blonde Nozem zijn hand haar broek in alsof het een schep in de klei is. Zijn bakkebaarden sluiten naadloos aan bij zijn grijns. Er is een ode aan overleden drummer Brekken Jan Schampschot, een nummer dat even de koude oorlog terugbrengt (Hiekikkowokan), en dan natuurlijk het slot met Oerend Hard en Deurdonderen.
We begonnen met het Wilhelmus, we eindigen met het høkersvolkslied, op de melodie van Oh Denneboom. “Vrouw Haverkamp, vrouw Haverkamp, wa he-j toch grote tieten. Hoe we'die da? Hoe we'die da? Ik heb ze zelf in d'handen gehad.” Normaal stopt, en als je kijkt naar wat hier vandaag op de planken stond, weet je dat het niet anders kon. En toch was het geen zielig zooitje. Het waren onverzettelijke Achterhoekers, die echt doorgaan tot ze er bij neervallen, gedragen door de ongebreidelde energie van de boer op zijn vrije dag. Zwalkend naor huus.
De VPRO maakte een documentaire over het laatste hoofdstuk uit de carriere van Normaal. De film ‘Ja, dat was høken. 40 Jaar Normaal’ wordt 27 mei uitgezonden om 21:25 op NPO1.