Er is een heus circus op gang gekomen rond Thé Lau, de zanger van The Scene die een paar maanden terug aankondigde ongeneeslijk ziek te zijn. Keelkanker, de zwaarste straf die je een zanger kunt geven. Ja, Thé wilde wel praten, en deed dat met alle kranten, op haast exhibitionistische wijze. Het leverde wel mooie verhalen op, want Thé Lau is een kleurrijke man. Donderdag al kreeg hij zijn finale hagiografie bij RTL Late Night, midden op het Leidseplein in Amsterdam. Het was bizar om te zien hoe de zanger gezalfd en heiligverklaard werd, terwijl hij er zelf nog in ogenschijnlijk prima staat bij zat. Het is zo, de tijd tikt voor Thé Lau, en dat besef zet zijn hele oeuvre in een ander licht. Met de kennis van nu lijkt zo'n beetje elke song een aankondiging van de dood, of op zijn minst een beginselverklaring hoe het leven tot die tijd in te vullen. Presentator Marco Roelofs hoeft alleen maar wat zinnen te knippen en plakken om tot een bijzonder soort levenslustig in memoriam te komen.
Het heeft wel iets wrangs, deze afscheidstournee. The Scene was de laatste jaren toch een beetje een vergeten band, groot in de jaren dat Yasser Arafat de Palestijnen leidde, Richard Krajicek de beste tennisser van het land was en Wim Kok ons door de zorgeloze jaren negentig leidde. Befaamd inmiddels is de uithaal van The Lau in de VPRO Gids naar de media die hem negeerden. En toch: The Scene ontpopte zich in zijn beste dagen tot een soort poëtische erfgenaam van Herman Brood. Net als Tröckener Kecks en De Dijk bediende Thé Lau zich van no-nonsense grotestadslyriek. Bløf noemt Thé Lau als belangrijkste inspirator, maar het goede aan The Scene is nu juist het rommelige rock-'n-rollkarakter dat Paskal Jakobsen (die hier Blauw meezingt) ontbeert. Lau is geen perfectionist, maar dat geeft niet, hij schrijft immers ook over de rafels.