Cage The Elephant is wild en grillig

De ultieme tegenpool van Hanson

Tekst Atze de Vrieze, foto's Jelmer de Haas ,

Als een zanger bij het tweede nummer al het publiek in springt is hij of een aansteller of doet hij het enkel voor de fotografen. Maar wie Matt Shultz, frontman van Cage The Elephant, een beetje kent, weet dat hij zich dan nog inhoudt. Hij brengt het liefst zo veel mogelijk tijd tussen het volk door. Op London Calling in 2008 eindigde hij zelfs achterin de zaal op de bar. Vanmiddag heeft hij een kleine barrière te overwinnen, maar voor een echte pro is dat geen probleem.

De ultieme tegenpool van Hanson

Als een zanger bij het tweede nummer al het publiek in springt is hij of een aansteller of doet hij het enkel voor de fotografen. Maar wie Matt Shultz, frontman van Cage The Elephant, een beetje kent, weet dat hij zich dan nog inhoudt. Hij brengt het liefst zo veel mogelijk tijd tussen het volk door. Op London Calling in 2008 eindigde hij zelfs achterin de zaal op de bar. Vanmiddag heeft hij een kleine barrière te overwinnen, maar voor een echte pro is dat geen probleem.

CONCERT
Cage The Elephant, Pinkpop Converse Stage, zondag 12 juni 2011

MUZIEK
Ergens tussen punkrock en grunge, met een stevig Pixies-stempel en psychedelische uitstapjes. Op zich niets wat we nog niet kenden, maar wel goed gedaan. Hun eerste album was aardig, maar met de tweede erbij heeft de band uit Kentucky een heel aardige set staan. In het intro van 'Tiny Little Robots' wordt een kleine ode gebracht aan festivalanthem 'Seven Nation Army' van The White Stripes. 

PLUS
Na de perfecte maar brave broederpop van Hanson is Cage The Elephant de ideale tegenpool: grillig en wild. Shultz rent heen en weer, kijkt zijn publiek wasted in de ogen (al lijkt de factor theater aanzienlijk), dreigt te springen, doet dat soms. Maar laten we niet vergeten dat de band ook een paar uitstekende songs heeft. Als vijfde komt single 'Around My Head' langs, tegen het eind achter elkaar oudje 'Ain't No Rest For The Wicked', een felle bluesrock stomper met een scherpe gitaarsolo en de aanstekelijke tagline: 'Money don't grow on trees.' Hoogtepunt is 'Shake Me Down', heel slim dynamisch liedje dat in al zijn rauwheid nog op de radio te draaien is ook. Het wordt dan ook luidkeels meegezongen. De band laat zich niet afleiden door de capriolen van de frontman. Er is weinig dynamiek op het podium, maar ze spelen wel furieus en overtuigend, ook als ze de boel soms voorzichtig laten ontsporen.

MIN
Je moet enigszins vooraan staan bij deze band, anders mis je wel erg veel. Dat is een probleem als je op zo'n groot podium speelt zonder grote schermen. Nog een risico: deze halve recensie gaat over de uiterlijkheden, en daarmee vergeet je de muziek soms. Met name in het eerste deel zitten er ook nog wel wat mindere songs tussen, liedjes die half af voelen.

CONCLUSIE
Echte opwinding zien we niet veel op deze editie van Pinkpop. Tijdens het slotnummer beginnen mensen te rennen, als hooligans op zoek naar het relletje. Daar gaat hij weer, voor zijn laatste dive, die tot de geluidstoren moet reiken. Het zijn oude trucs, het is al zo vaak gedaan, maar zoals deze man het doet - staan op je publiek, zonder inhouden - zien we het graag.

CIJFER
7,5