Kees Tabak: "Effe tegen de muur"

Fotograaf geeft een kijkje in zijn ambachtelijke keuken

Kees Tabak is geen kuddedier. De popfotograaf koos in de jaren '70 al zijn eigen weg en dat leverde legendarische foto's op van toen nog niet zo bekende sterren als Madonna en Prince. Het gaat hem om het gevoel. De passie die volgens hem tegenwoordig vaak ontbreekt bij popfotografen. Toen de beperkingen opkwamen, stopte Tabak met concertfoto's. "Toen ik dat bij OOR vertelde, brak de pleuris uit."

Fotograaf geeft een kijkje in zijn ambachtelijke keuken

Popfotografie zal nooit meer de passie en beleving hebben die het vroeger met zich meebracht. Fotograaf Kees Tabak nam eind jaren ’70 voor Muziekkrant OOR zijn camera mee naar de vroege concerten van latere wereldsterren als Prince, Sex Pistols en Madonna. Popfotografie was een roeping. Een genot. Wachten op hét moment, zonder beperkingen van drie liedjes of een middenstip. Gewoon van voor of op het podium. Toen de beperkingen kwamen, koos Tabak er voor geen concerten meer te doen: “Fotograferen binnen drie liedjes, dat doe je gewoon niet.”

Bij het Nationaal Pop Instituut in Amsterdam loopt deze maand een tentoonstelling van het oude en nieuwe werk van popfotograaf Kees Tabak. In de uitzending van Het Uur Van De Wolf werd gisteren de documentaire No More Heroes getoond. Daarin volgt filmmaakster Saskia Vreedeveld haar ex-man. Tabak: “Vaak stonden fotografen allemaal op een kluitje. Ik ging dan juist aan de andere kant van de zaal staan.”

Op die manier wist de Achterhoeker vaak de mooiste momenten vast te leggen. Zo had hij als enige de foto van Prince die tijdens zijn eerste concert in Paradiso aan zijn gitaar likt. En van een fan die een spuit, gevuld met urine, leegspuit over een zanger. Tabak was eind jaren zeventig een van de eerste Nederlandse popfotografen. “Mijn Engels was vrij slecht. Dus zei ik tegen buitenlandse artiesten altijd alleen ‘against that wall’. Op veel van mijn foto’s staan ze dus gewoon tegen een muur.”

In de eerste helft van de jaren tachtig begonnen de grote concerten in de Kuip op te komen. “Er werd steeds meer met contracten gewerkt en de beperking van drie liedjes kwam om de hoek kijken.” Het betekende voor Tabak het einde van de concertfoto’s. “Dat verdomde ik. Dat doe je gewoon niet. Als je dat wel doet, moet je ook niet zeuren. Alle rare momenten die ik heb geschoten, kwamen doordat ik er echt indook. Dat kan niet in drie nummers. Het is niet bevredigend, dus hield ik er mee op. Toen ik dat bij OOR zei, brak de pleuris uit.”

Toch heeft Tabak begrip voor de bands. “Ze hebben niet helemaal ongelijk. Er zijn nu zo veel fotografen. Het staat helemaal vol voor het podium.” Hij sluit niet uit dat veel van zijn collega’s van tegenwoordig het niet meer om de muziek te doen is. “Als ik foto’s in OOR zie, mis ik passie. Ze maken een foto en gaan weer naar huis.” Volgens Tabak komt dit doordat het moeilijk is om carrière te maken. “Maar ze moeten nu niet zeggen dat het niets oplevert. Bij OOR werd ik vroeger ook niet betaald. Aan die oude foto’s heb ik niets verdiend. Dat was de eerste opstap voor je loopbaan.”

Tabak is kritisch. Vooral op zichzelf. Dat ondervond ook Moke-gitarist Phil Tilly. In de documentaire No More Heroes is te zien hoe Tabak de Amsterdammers in de kelder van Paradiso op de foto zet. Tilly: “Hij was de hele tijd bezig een goede kant te vinden. Helaas heeft hij die sessie zelf afgekeurd. Ik ben nog steeds erg benieuwd, want ik heb die foto’s nooit gezien. Een slechte foto van Kees Tabak is waarschijnlijk nog steeds erg goed.” Om de band alsnog goed op de foto te krijgen, bezocht de fotograaf Moke later in de oefenstudio. “Uiteindelijk is het gelukt toen hij zei: ‘ga maar effe tegen die muur staan’.”

Het werk van Tabak nu is anders dan vroeger, maar die verandering vindt hij niet erg. De eisen waaraan een foto moet voldoen, zijn onveranderd. “Simplisme, eerlijkheid en details, daar draaien foto’s om. In al mijn foto’s zit een bepaald gevoeld, wat anders is dan bij anderen. Het moet leven; er moet wat gebeuren.”