Saai, eentonig. Zo noem je een herkenbaar geluid als je het niet je ding is. En je kunt het trucje uithalen met zo’n beetje elke band. Magic Numbers dreutelt maar voort, Korn kan niet anders dan afbladderende basgeluiden blazen, Tool maakte alweer zo’n epos, Arctic Monkeys is de zoveelste britpophype. Wat niet altijd lukt, is een band herkennen, uit duizenden, omdat het saaie, eentonige geluid is geevolueerd tot een onmiskenbaar keurmerk, een unieke eigen klank die alle anderen als copy cats in het stof laat bijten.
Enter: Deftones' Saturday Night Wrist.
Dik tien jaar duurde de vervolmaking. Het begon veelbelovend met Adrenaline in 1995. De zang van Chino Moreno, de enige zanger ter wereld die melancholisch kan krijsen als een geëlektrocuteerd varken, stond daar al als een huis. Maar Deftones klonken op Adrenaline nog heel punky. Mooi, maar ook herkenbaar en herleidbaar tot andere bands. De rauwe blauwdruk voor het onmiskenbare Deftones-geluid stond twee jaar later op Around The Fur: tegelijkertijd harder en warmer, beklemmender, maar ook met meer troost. Geen flauwe emo, maar oprechte emotie.
Het album was niet alleen de blauwdruk van wat de wereld vanaf dat moment als Deftones herkent, het verkocht ook nog eens als een gek. In 1999 ging Around The Fur voor de 500.000ste keer over de toonbank en kreeg daarmee een gouden randje. Ook opvolgers White Pony en Deftones scoorden goud en platinum in de VS.
Maar goud is nog lang geen nirvana. Zoals elke grote band, moest ook Deftones eerst nog door het slijk. Dat slijk ligt vooral in de studio, waar de voorkeuren van Moreno - fan van Robert Smith, The Smiths en Faith No More - keihard botsen met die van de rest van de band.
“Het moeilijkste album ooit,” zegt de band zelf van deze plaat. De redding zat in het zien van een goed voorbeeld. Tijdens repetities voor Saturday Night Wrist keek de band de documentaire Some Kind Of Monster over Metallica. Daarin is te zien hoe de grootste metalband ter wereld slechts het laatste album afmaakt met hulp van intensieve metal coaching. Deftones herkent zich in de manier waarop de metalmiljonairs elkaar continu etteren als kleine kids en het spoor helemaal bijster zijn, “Maar dan zonder de miljoenen,” aldus Abe Cunningham in een interview.
Waar of niet, het resultaat brengt Deftones een stukje dichter bij de dinosaurissenstatus van Metallica. De punk van Adrenaline en het rauwe op Around The Fur smelt samen in Rats! Rats! Rats!, het melodische en ingetogene van White Pony is geperfectioneerd in Cherry Wave, geheel nieuwe paden worden bewandeld in het sferische geluidslandschap U,U,D,D,L,R,L,R,A,B,Select,Start en Depeche Mode en Nine Inch Nails vinden zichzelf opnieuw uit in Pink Cellphone.
Onmisbaar om het einddoel te bereiken: een goede leermeester. Producer Bob Erzin maakte niet altijd briljante albums, maar mocht als oude rot (Pink Floyd en KISS hebben veel aan hem te danken) toch de vaderrol op zich nemen. Met succes. Zijn bijdrage zit hem niet zozeer in het geluid, dat was al uitgekristalliseerd. Maar hij is wel de punt op de cliché- i, die Saturday Night Wrist een perfecte balans geeft tussen, hard, zacht, emotie, agressie.
Enter: nirvana!
Enter: Deftones' Saturday Night Wrist.
Dik tien jaar duurde de vervolmaking. Het begon veelbelovend met Adrenaline in 1995. De zang van Chino Moreno, de enige zanger ter wereld die melancholisch kan krijsen als een geëlektrocuteerd varken, stond daar al als een huis. Maar Deftones klonken op Adrenaline nog heel punky. Mooi, maar ook herkenbaar en herleidbaar tot andere bands. De rauwe blauwdruk voor het onmiskenbare Deftones-geluid stond twee jaar later op Around The Fur: tegelijkertijd harder en warmer, beklemmender, maar ook met meer troost. Geen flauwe emo, maar oprechte emotie.
Het album was niet alleen de blauwdruk van wat de wereld vanaf dat moment als Deftones herkent, het verkocht ook nog eens als een gek. In 1999 ging Around The Fur voor de 500.000ste keer over de toonbank en kreeg daarmee een gouden randje. Ook opvolgers White Pony en Deftones scoorden goud en platinum in de VS.
Maar goud is nog lang geen nirvana. Zoals elke grote band, moest ook Deftones eerst nog door het slijk. Dat slijk ligt vooral in de studio, waar de voorkeuren van Moreno - fan van Robert Smith, The Smiths en Faith No More - keihard botsen met die van de rest van de band.
“Het moeilijkste album ooit,” zegt de band zelf van deze plaat. De redding zat in het zien van een goed voorbeeld. Tijdens repetities voor Saturday Night Wrist keek de band de documentaire Some Kind Of Monster over Metallica. Daarin is te zien hoe de grootste metalband ter wereld slechts het laatste album afmaakt met hulp van intensieve metal coaching. Deftones herkent zich in de manier waarop de metalmiljonairs elkaar continu etteren als kleine kids en het spoor helemaal bijster zijn, “Maar dan zonder de miljoenen,” aldus Abe Cunningham in een interview.
Waar of niet, het resultaat brengt Deftones een stukje dichter bij de dinosaurissenstatus van Metallica. De punk van Adrenaline en het rauwe op Around The Fur smelt samen in Rats! Rats! Rats!, het melodische en ingetogene van White Pony is geperfectioneerd in Cherry Wave, geheel nieuwe paden worden bewandeld in het sferische geluidslandschap U,U,D,D,L,R,L,R,A,B,Select,Start en Depeche Mode en Nine Inch Nails vinden zichzelf opnieuw uit in Pink Cellphone.
Onmisbaar om het einddoel te bereiken: een goede leermeester. Producer Bob Erzin maakte niet altijd briljante albums, maar mocht als oude rot (Pink Floyd en KISS hebben veel aan hem te danken) toch de vaderrol op zich nemen. Met succes. Zijn bijdrage zit hem niet zozeer in het geluid, dat was al uitgekristalliseerd. Maar hij is wel de punt op de cliché- i, die Saturday Night Wrist een perfecte balans geeft tussen, hard, zacht, emotie, agressie.
Enter: nirvana!