André Manuel: “Een artiest is egocentrisch. Da’s een beroepsziekte”

André Manuel te gast in Ziel en Zaligheid van 14 juni

Niet veel artiesten prefereren het dorp boven de stad, maar zanger / cabaretier André Manuel krijg je met geen knuppel uit het achterhoekse Diepenheim. In zijn prachtige huis op het platteland kan-ie tenminste zijn rust vinden om te werken. “In de stad zou ik de verleidingen niet kunnen weerstaan. Na een jaar kan je me opvegen.”André Manuel was 14 juni te gast in Ziel en Zaligheid.

André Manuel te gast in Ziel en Zaligheid van 14 juni

Het blijft altijd een heikel punt, artiesten die zich op meerdere vlakken begeven. Want onvermijdelijk is de vraag: bij welke kunstdiscipline ligt je hart? Manuel, inmiddels al weer meer dan twintig jaar professioneel in het vak, ‘hoopt’ in elk geval dat hij meer muzikant is, hoewel hij vele theaters vult met zijn cabaretshows. “Ik ben geboren als muzikant. Maar theater en muziek ligt dicht bij elkaar. Zeker in de band Fratsen was het allemaal vrij humoristisch, het bleek slechts een kleine stap naar theater. Nu maak ik nog steeds heel veel muziek. De hoeveelheid speelplekken is enorm voor een band. Theaters zijn beter verzorgd, bijna elk redelijk dorp heeft wel een theater. Cabaret wordt veel geprogrammeerd, dat krijg je met een band niet voor elkaar. Maar muziek en theater zou niet zonder elkaar kunnen bestaan, ik zou niet alleen cabaret willen doen. Na alle fantastische voorzieningen van een theaterzaal is het fijn om in een rommelhok voor bands te spelen.” Nadat Manuel furore had gemaakt met Fratsen, werd hij het kopstuk van de experimentele popgroep Krang, waarin Manuel berucht wordt vanwege zijn radicale en bij vlagen cynische teksten. Sindskort is André Manuel solo actief – hij bracht onlangs het album Allene uit en publiceerde in 2004 het boek Het Tragische Einde Van De Nederlander Zoals Wij Hem Kennen, wat als aanklacht beschouwd kan worden tegen zo’n beetje alles wat Manuel niet bevalt. Want hij wil z’n publiek wel wat vertellen. “Het is belangrijk om je voet echt op de grond te houden, letterlijk en figuurlijk. Daarom is het fijn om in cafés op te treden. Gewoon met een traporgel en veel bier. In cafés zit voor mij ook vaak nieuw publiek. Ik vind het belangrijk om die te overtuigen van mijn gelijk. Mensen kunnen kunnen mij voor de gekste festivals bellen, kleine artistieke festivals waar alles door elkaar loopt. Het inspireert, want een theater is alleen maar een doos waarin je zit te kijken. Het is mooi om net zo dronken als je eigen publiek te worden! In een theater mag bijna niks meer. Daarom doet het me goed dat ik heel soms cafégangers in de theaters aantref, rokend en blowend. Ik houd van alles wat verontrust.” Op de middelbare school begon hij liedjes te componeren. “In het begin nog Engelstalig: i hate school and my teachers too. Daarna schakelde ik over op Nederlandstalig, toen viel alles op z’n plek. Ik hield van de taal! Maar op de middelbare school was ik onhandelbaar, had alleen maar enen op het rapport. Van de havo ging ik naar de mavo, maar m’n ouders hadden er niet heel veel problemen mee. Want ik was vrij veel aan het doen op muzikaal gebied.” En zo stuiterde Manuel en zijn kornuiten op jonge leeftijd door naar het jongerencentrum van Diepenheim, daar hadden ze hun eigen podium. “Eens in de maand organiseerden we een podiumavond, belden we wat groepen die dan op konden treden. Het was vooral om zelf op te kunnen treden. Verder had Diepenheim niks. Dat jongerencentrum staat er nog steeds. Maar het is nu anders, veel strenger: het gaat om twaalf uur dicht, kan niet meer concurreren met de discotheken in de buurt. Ik denk dat het terugkomt, ik zie wel eens jongens lopen en dan denk ik: nog twee jaar en dan gaan die daar zitten.” Nog altijd is André Manuel trouw aan zijn dorp. Diepenheim is volgens Manuel een progressief dorp. Het heeft een bloeiende kunstvereniging van mensen die vroeger in de jeugdsoos zaten. Zij die nu op gebied van kunst bezig zijn, deden vroeger jongerenwerk. “In een dorp moet je het zelf doen. In een stad wonen? Ik heb gewoond in Arnhem en Nijmegen, maar blijf een kind van het platteland. Ik heb geen rust in de stad. Ik schrijf vrij veel, als ik in de stad zou wonen zou ik ten onder gaan aan de verleidingen. Nou produceer ik ondertussen nog wat. Ik kom heel vaak in steden. Loop ik overdag rond, hobbel ik daar of daar eens naar binnen, en dan ben ik ’s avonds blij dat ik in het autootje naar huis wordt vervoerd. Twente is goed voor mij. Als ik ’s avonds om twaalf uur het dorp inrijd is niemand meer wakker, een heel prettig idee. Ja, ik ben zeer gelukkig, ik heb geen klacht over mijn persoonlijk leven. Oké, ik ben ongelukkig over politieke toestanden maar ik mis in mijn eigen leven niets. Persoonlijk gaat het mij voor de wind. Maar ik ben een artiest en die een artiest is vaak egocentrisch, maar dat vind ik een beroepsziekte. Ik zou soms meer kunnen doen om iemand gelukkig te maken, maar ik geloof niet dat mijn vrouw er erg onder lijdt.” Beluister het hele gesprek dat Leonieke Daalder had met André Manuel in Ziel en Zaligheid van 14 juni.