SUMAC dendert heerlijk door in Little Devil
Maar creëert een sfeerbrekende vergissing
Aaron Turner is voor de tweede keer dit jaar in Tilburg. Als je van zware muziek houdt en nu denkt ‘Hè, Aaron Turner?’, stel ik voor dat je heel vlug gaat googlen. Eerder dit jaar deed de Amerikaanse muzikant de 013 Next aan met Old Man Gloom, ditmaal is de Devil aan de beurt met SUMAC.
Maar voordat het sonische geweld van SUMAC een kans krijgt, opent avant-garde multi-instrumentalist Patrick Shiroishi de avond. De Japans-Amerikaanse jazzsaxofonist is genoodzaakt plaats te nemen voor het podium, waar bij aanvang in de zaal zijn effectpedalen al klaarliggen. Al snel bewijst Shiroishi dat naast het podium, ook Little Devil te klein is voor zijn grootse kunnen. Shiroishi geeft een masterclass in heavy music door te laten zien dat het niet alleen voort kan vloeien uit gebrul en zware gitaren, maar ook uit een saxofoon, noise-creatie en een persoonlijk verhaal. Zoals in zijn recente werk Hidemi, waarin de geschiedenis en pijn van zijn Japans-Amerikaanse roots centraal staan. Vlak voordat zijn dromerige doch intense set tot een eind komt, loopt Patrick Shiroishi al spelend op zijn saxofoon door het publiek. Een persoonlijk visitekaartje dat ik met twee handen aangrijp.
SUMAC is een band waarvoor je een ticket koopt zonder enige, niet eens een greintje, twijfel of het een hoogstaande perfomance wordt. De Amerikaanse postmetalband heeft zichzelf keer op keer bewezen en stond tweemaal eerder op de planken van het instituut Roadburn. Ondanks dat bassist Brian Cook de Verenigde Staten rondtoert met misschien wel het beste instrumentale album van het jaar (Gnosis van Russian Circles), leveren Aaron Turner en co. wederom in Little Devil. Bijgestaan door bassist Joe Preston, bekend van o.a. Melvins en Earth, is het een onstopbare kracht waarvan de Devil naar verluidt nog steeds natrilt.
De kracht van SUMAC begint al bij de immense vent die Aaron Turner eigenlijk is. Zijn aanwezigheid op het intieme podium doet de zaal krimpen, waardoor die nog meer verandert in een heerlijke grot. Vooral als Turner zijn strot voor het eerst openzet in setopener Attis’ Blade, word je teruggeslingerd naar een primitieve tijd. Drummer Nick Yacyshyn gooit naast Turner enorm hoge ogen. De Canadees geeft een meesterproef sludgedrummen voor iedereen die oplet. SUMAC dendert op de bekende wijze heerlijk door in de Devil: drijvend, avant-garde, duister en simpelweg bruut. Maar helaas houdt dit gevoel geen stand door de waardeloze lichtshow. Lichtshow is nog een groot woord: de lampen staan gewoon aan. Een sfeerbrekende vergissing.