"Ook al bestaat de tape uit drie compleet verschillende genres, ze hebben toch iets overkoepelends", vertelt Ness. "Alle nummers bevatten de ‘Nessty-bounce’: een duistere ondertoon met een lekkere bounce erin. Dat is qua sound wel iets wat je op elk nummer terug hoort komen." Vooral de luisteraars laten bewegen op de muziek is een doel wat Ness zichzelf voor ogen had gehouden met dit project.
De samenstelling van artiesten voor het album was geen lastig proces: "Dat is allemaal heel organisch verlopen. Met artiesten als J.A.E., Lodewijk en Féli Vezo werkte ik al samen dus vond ik het logisch om ze op het album te zetten. Verder vond ik het fijn om Rafaello en Jermaine Kool meerdere keren op de plaat te zetten omdat ze supersnel werken en dat is als producer natuurlijk heel erg prettig. Alle artiesten die op de tape staan zijn mensen die ik hoog heb zitten en waar ik gewoon graag mee de studio in duik, zo simpel is het eigenlijk."
Ness had al langere tijd het idee om zijn eigen album te maken, exclusief met Utrechtse artiesten, en tijdens de coronapandemie besloot hij er werk van te maken. Het scoren van hits is niet iets waar hij erg mee bezig is: "Ik wil gewoon de muziek maken die ik zelf hard vind. Dit album was ook een soort experiment waarbij ik keek wat de hardst mogelijke muziek is voor mij om te maken. Ook het bij elkaar brengen van hele uiteenlopende vocalisten op dezelfde plek is iets wat mij heel erg apart leek om te doen. Eigenlijk moet dit album gelden als een soort manifestatie van wat er op dit moment allemaal speelt in de Utrechtse scene."