Hanggai verovert Kleine Zaal 013 met krachtige Mongoolse rock

Lyriek en energie strijden om voorrang in meeslepende set

Wouter de Waal ,

Ze maakten al indruk op festivals als Lowlands, de Zwarte Cross en Festival Mundial. Afgelopen vrijdag bewezen de etnisch Mongoolse Chinezen van Hanggai echter dat hun elementaire mix van traditionele (keel)klanken en Westerse rock ook in intiem zaalverband uitstekend gedijt.

Lyriek en energie strijden om voorrang in meeslepende set

Ze maakten al indruk op festivals als Lowlands, de Zwarte Cross en Festival Mundial. Afgelopen vrijdag bewezen de etnisch Mongoolse Chinezen van Hanggai echter dat hun elementaire mix van traditionele (keel)klanken en Westerse rock ook in intiem zaalverband uitstekend gedijt.

We moeten vanavond wel eventjes geduld hebben: pas een dik half uur na de aangekondigde aanvangstijd betreden onze Mongoolse vrienden het podium in het normaal altijd zo stipte 013 (een voorprogramma is er niet vandaag, wat ook wel begrijpelijk is, aangezien het waarschijnlijk geen eenvoudige klus zal zijn een passende opwarmer voor deze eigenaardige groep te boeken).

Zodra het zevental echter eenmaal in de gebruikelijke traditionele dracht op de planken is verschenen en het eerste lied inzet, is dat kleine leed eigenlijk meteen alweer vergeten. Hanggai behoort namelijk tot die zeldzame bands die direct vanaf de eerste noot de aandacht weten te grijpen door haar unieke geluid. Daaraan zijn in dit geval naast de typische combinatie van traditionele en moderne instrumenten vooral de door merg en been gaande vocalen debet. Of het nu om (zeer lage) keelzang of om ‘gewone’ heldere zang gaat, in beide gevallen klinkt het stemgeluid van deze mannen zo machtig dat een microfoon eigenlijk welhaast overbodig lijkt.

Gedurende het concert weet Hanggai de aandacht ook gemakkelijk te behouden, waarbij haar keuze om in het begin vrij veel lyrische stukken te spelen en die gaandeweg steeds meer te vervangen door heftige nummers zeker zal meehelpen. In de eerste categorie vallen onder andere liefdesballades, odes aan de natuur en tradities van Mongolië en een enkel slaaplied (waarin de eerste gitarist vanwege zijn iets zachtere stemgeluid bij uitzondering de hoofdvocalen voor zijn rekening neemt), terwijl de tweede categorie naast krachtigere natuurgezangen ook de nodige lofliederen op paarden en drank bevat.

De precieze inhoud van de teksten blijft natuurlijk een raadsel, aangezien ze in het Mongools zijn geschreven – de voornaamste zanger schept hierin niet veel meer duidelijkheid door zijn introducties bij nummers in dezelfde taal te doen (zij het dat deze gebrekkig en zeer summier in het Engels vertaald worden door een ander bandlid). Gelukkig overstijgen gebaren als het ritmisch geïmiteerde hoefgetrappel in ‘Xiger Xiger’ (net Iron Maiden eigenlijk) en het heffen van de bierblikjes tijdens een drinklied de barrières van de gesproken taal en zo blijft dit optreden ondanks de geduchte linguïstische afstand tussen band en publiek verrassend begrijpelijk.

Voornoemd drinklied weet de aanwezigen trouwens dusdanig in beroering te brengen dat de groep het uiteindelijk bij wijze van laatste toegift herhaalt, waarna iedereen voldaan huiswaarts kan keren in het blijde besef een paar muzikale bruggenbouwers van de eerste orde aan het werk te hebben gezien.