The Big Pink hamert raak, maar had mogen heien in Rotown

The Big Pink heeft de strot, de uitstraling en het songmateriaal

Tekst: Edwin Borst ,

Door het Britse muziektijdschrift NME tot beste nieuwkomer van 2009 gebombardeerd, lovende kritieken voor debuutalbum A Brief History of Love en een belachelijk catchy hit met Dominos: het was een geslaagd jaar voor The Big Pink. NME doopte hen vorig jaar tot The Satan and Mary Chain, en daar valt na het beluisteren van The Big Pink´s eersteling wel wat voor te zeggen.

The Big Pink heeft de strot, de uitstraling en het songmateriaal

Door het Britse muziektijdschrift NME tot beste nieuwkomer van 2009 gebombardeerd, lovende kritieken voor debuutalbum A Brief History of Love en een belachelijk catchy hit met Dominos: het was een geslaagd jaar voor The Big Pink. NME doopte hen vorig jaar tot The Satan and Mary Chain, en daar valt na het beluisteren van The Big Pink´s eersteling wel wat voor te zeggen. De band bestaat op album uit Robbie Furze, eerder gitarist bij Alec Empire, en Milo Cordell, oprichter van het label Merok Records dat ons vroege releases van bands als Klaxons en Crystal Castles bracht. Op de debuutplaat laat het duo horen dat ze een respectabele hoeveelheid kaas gegeten heeft van het produceren van een coherent album. Vakkundig weten ze het geluid van de elf nummers te balanceren tussen smerig en kraakhelder, tussen noise en britpop, en tussen beat en melodie. De insteek vanavond is dan ook duidelijk: The Big Pink mag, aangevuld met drummer en bassist, de verwachtingen tijdens het laatste concert van deze tour op het Europese vasteland even waar komen maken.

Als opener Too Young To Love met zijn onorthodoxe beats en epische zanglijn de zaal indreunt blijkt dat deze taak vanavond doodserieus genomen wordt. Hier wordt gemusiceerd, voor luchtigheid hoeven we vanavond niet op het podium te zijn. Het enige sprankje vrolijkheid is terug te vinden in het glittertopje van de Japanse drumster, terwijl de bassist met zijn wild rondzwiepende haren tenminste nog voor enige ventilatie zorgt in de bloedhete zaal. Furze kijkt in zijn rol van frontman zelden het publiek in, maar overtuigt wel degelijk vanwege zijn krachtige stem bij filmische stampers als At War With The Sun en Count Backwards From Ten. Waar een nummer als Love in Vain op plaat een welkome afwisseling is te midden van al het beukgeweld, vormt het vanavond in combinatie met een uitgeklede cover van Otis’ Redding These Arms of Mine een inkakmomentje. Het publiek gelooft het wel, getuige het rumoer tijdens de bijna a capella gezongen klassieker. Bij stamper Tonight en afsluiter Dominos gaan de eerste voetjes voorzichtig van de vloer en blijkt wat de potentie is van deze band. Helaas is dat rijkelijk laat, want na drie kwartier is de koek op en blijft het Rotterdamse publiek toegiftloos achter.

Kapotspringende trommelvliezen zijn niet fijn, maar dat is toch wat er aan deze avond mist. De geluidsman mag dan Evil Eddie heten en bekend staan om zijn voorliefde voor een oorverdovend geluidsniveau, vanavond weet de ritmesectie de regionen van de buik niet te bereiken. De prangende ogen van de kat op het versleten shirt van Furze lijken de decibelmeter boven de toiletten op magische wijze in bedwang te houden, en dat is een gemiste kans getuige de intensiteit die bands als Glasvegas en The Pains of Being Pure at Heart met hun geluidsmuur weten te bereiken. The Big Pink heeft de strot, de uitstraling en het songmateriaal in huis en mag zeker nog een keer terugkomen. Wél bij deze het vriendelijke verzoek om bij die gelegenheid de Nieuwe Binnenweg tot op de toiletten van Stalles te doen trillen.