Nicad wint GPZH-finale bands 2008

Internationaal gezelschap uit Den Haag imponeert met originaliteit en speelplezier

Tekst: Merie Foto's: Meleny Spits, ,

De Grote Prijs van Zuid Holland categorie bands was zoals altijd weer erg gevarieerd. Van ecclectische wereldpop tot hypnotische geluidswaves en stevige rock Alles kwam voorbij. Alles? Pure ‘pop’ was er vanavond in ieder geval niet te horen. Bijna alle bands leken besmet met een postmodern mix ’n match virus wat de avond tegelijkertijd spannend en verwarrend maakte...

Internationaal gezelschap uit Den Haag imponeert met originaliteit en speelplezier

Het trio Joyfalds uit Leiden mocht de avond aftrappen. Of het aan de nog matig gevulde zaal of aan het bijna in duister gehulde podium lag weet ik niet, maar deze band leek wat in zichzelf gekeerd. De zorgvuldig en mooi gestructureerde composities waarin dramatische opbouw niet werd vergeten, vergden bijna concentratie om naar te luisteren. De stem van zanger Martinus deed in eerste instantie een beetje denken aan die van David Sylvian. Diep, warm en dromerig. De perfecte begeleiding van de wat hypnotische muziek en samples. In sound deed Joyfalds af en toe denken aan een gedeprimeerde Slut gekruist met My Bloody Valentine en Radiohead. Toch kwam het geheel – ook in de wat meer uptempo stukken - wat afstandelijk, iets te gespannen over. Hierdoor was het moeilijk om je te laten meeslepen. Hetgeen wat je bij dit soort muziek toch eigenlijk het liefst zou willen. Maar mooi, ja, dat wel. Van de sferische klanken van Joyfalds was het een bijna natuurlijke overgang naar de intense indiepop van het Rotterdamse Spaug. De in stemmig zwart gehulde heren en dame zetten vanaf de eerste tonen een frisse, sympatieke set neer waarvan de sfeer meteen een stuk positiever en toegankelijker was dan bij de eerste band. Toch is ook Spaug niet het vrolijkste jongetje uit de klas. Ook in hun sound hoor je af en toe een vleugje Radiohead voorbijkomen, maar ook een band als Editors lijkt bij hen regelmatig op de draaitafel te liggen. Dit maakt de songs van Spaug tegelijk dansbaar en meesleepbaar. Dat laatste is geen Nederlands woord, ik weet het, maar ik gebruik het omdat ook bij Spaug – 20 minuten is natuurlijk ook wel erg kort – het de band niet lukte om de sfeer zo te maken dat je je totaal kon openen en laten meeslepen door wat er op het podium gebeurde. Dit ondanks leuke muzikale vonsten, zoals in de laatste song, waarin als het ware de klok naar het einde tikte onder High Noon-twangy gitaarklanken. Zelf hadden ze dan ook nog wel wat langer willen spelen. De jury beloonde Spaug voor dit optreden met de tweede prijs. Dat Tokyo-A-GoGo! er vanavond met de Norma publieksprijs vandoor zou gaan was bijna vanaf het moment dat ze het podium betraden duidelijk. De band had veel enthousiast publiek naar Waterfront getrokken. Dat verbaast niet, want de muziek van Tokyo-A-GoGo! is een frisse mix van pop, funk en indie. Bij vlagen vrolijk en zeker dansbaar. Helaas kampte de band met wat falende techniek. In het eerste nummer was de zangstem even helemaal niet te horen en de rest van het optreden leek het wel of er te veel echo op was gezet. Hierdoor klonk de stem van zanger/gitarist Lal alsof de zanger van de B 52’s een verkoudheid had gekregen van New Order’s Bernard Sumner en bleef het geheel een beetje vlak en rommelig. Maar dat mocht de pret niet drukken voor band en publiek. Tokyo-A-GoGo! had de stemming er goed in en liet zien dat in het genre ‘funkie indiepop meets electronica’ nog veel hoeken te verkennen zijn. Mocht je daar zelf van overtuigd willen worden: zondag speelt Tokyo-A-GoGo! akoestisch in Stalles. Voor ik het over de volgende band – Floodstain – ga hebben, even iets anders. Een vriend van mij beweert al jaren dat drum en bas-solo’s verrrrboden zouden moeten worden. Nou ben ik het niet geheel met hem eens - een bassolo moet bij een funkband best kunnen, vind ik - maar over het algemeen kan ik me in zijn bewering wel vinden. En wat deed Floodstain midden in dit korte optreden? Een drumsolo. Ja, ik weet het, gezien het bovenstaande ben ik bevooroordeeld, maar ook objectief snap ik niet waarom je je in zo’n kort optreden laat verleiden to ‘verspilling’ van kostbare seconden. Floodstain zelf zal dit niet zo voelen. Ervaring heeft de band, met al aardig wat optredens in diverse buitenlanden, dan ook genoeg. Als een geoliede rockmachine denderde de band door Waterfront. Denk Kyuss met James Hetfield op zang. Brommende gitaren en roffelende drums die als een niet te vermijden lekkage-vlek door je plafond sijpelen. Stevig, professioneel en goed voor de derde prijs van de jury. Maar wat mij betreft hadden de rock-clichés (devil horns!) wel ietsiepietsie minder gemogen. Dat gezegd hebbende; van alle bands deze avond was Floodstain wel het meest genre-vast. Hier geen mix ’n match, maar gewoon stevige stonerrock. ‘What you saw, was what you got’. Iemand die het niet met mij eens zal zijn is vast en zeker de heftig dansende jongen met blauwe kabouter Pollewop punthoodie. Ook bij de volgende band, het Haagse The Exitors, kon hij stevig aan de bak. The Exitors maken vrolijke indiepop gemixt met ska. Het soort muziek dat het altijd lekker doet op een festival, om je even weer los te schudden na donker rockgeweld. Bij het mixen van ska en indie bleef het echter niet. Veel citaten uit de popgeschiedenis kwamen voorbij, wat soms voor het gevoel rare combinaties tot gevolg had. In een van de nummers leek een complete riff uit Cream’s ‘Sunshine of your life’ voorbij te komen,. terwijl het in de basis toch echt ska-pop was. Het afsluitende nummer wat de band speelde was zelfs een totale stijlbreuk. Geen ska, geen indie, maar snerende Rage Against The Machine vocalen en attitude. Raarrr. De podiumpresentatie, met name van zanger Mauro, was ongedwongen, charmant en vol plezier. Een echo-effect is niet nodig. Hij zingt het gewoon zelf. Het publiek wordt - ook door zanger/gitarist Diederik - veel bij het podium-gebeuren betrokken tot aan wat obligate klapoefeningen toe. Na The Exitors mocht nog een band uit het Haagse aantreden. Ik zeg wel uit het Haagse, maar Nicad bestaat uit vijf jongens, afkomstig uit alle hoeken van de wereld. Deze culture-clash resulteert in ieder geval in een volslagen originele stijl. Een verwarrende mix van Beck op z’n meest arty-farty met rootsy gitaar en Japanse reggea. Niet onder één noemer te vatten en niet in één luisterbeurt te doorgronden. Ondanks het volslagen on-meezingbare karakter staan er genoeg fans in de zaal die het toch doen. Want Nicad weet in hun ecclectische mengeling van stijlen melodieuze pop te combineren met bijna avant-garde song-opbouw. De band straalt plezier in het spelen uit en dat komt – ondanks de af en toe wat rommelige podiumpresentatie – duidelijk over. Met name het in het Japans gezongen reggeanummer waarmee Nicad de set afsluit werkt danig op de plezierspier van de band en het publiek. Blijkbaar is ook de jury onder de indruk, want Nicad mag zich vanaf vanavond winnaar van de Grote Prijs van Zuid Holland noemen. Helaas moesten we nog bijna een uur wachten om deze uitslag van de jury te vernemen. De eerste act van de dance-competitie (DTR, meer band dan producer) mocht eerst nog spelen en daarna moest het hele podium worden omgebouwd, waardoor de sfeer er toch wel een beetje uit ging. Een mooi moment om mij terug te trekken en het stokje over te dragen aan collega-schrijver Camiele...