Little Barrie goeie opener Motel Mozaique

Michael Hurley heeft het moeilijker

Maurice Dielemans, ,

De Britse kwajongens van Little Barrie openden vrijdag 15 april het Motel Mozaique festival in de grote zaal van Nighttown. Een moment later begon de eigenzinnige Michael Hurley in de kleine zaal van de Schouwburg met een potje prairieliedjes van de bovenste plank.

Michael Hurley heeft het moeilijker

Je hoefde je niet af te vragen wie Barrie was. De vriendelijke zanger en gitarist van het drietal viel juist heel erg op door zijn korte lichaamslengte. Het kunstfestival was zojuist in de hoofdzaal van Nighttown geopend door Britse bleekscheten die glamrock brachten dat behoorlijk de pan uit swingde door uit hart gespeelde funk. Af en toe schakelden ze een versnelling lager, waardoor andere zijwegen in de wereld van de zwarte muziek werden prijs gegeven. Alsof de kwajongens, die hun debuutplaat simpelweg We Are Little Barrie noemden, iedere zondagochtend in een zwarte kerk werden ingelijfd, kwamen eveneens gospel en blues langs. Little Barrie presenteerde hun door geïnfecteerde Bootsy Collins britpop als het funky vriendje van Franz Ferdinand. Een veel betere openingsact en potentiële kandidaat voor de aankomende zomerfestivals kon een multidisciplinair feestje als Motel Mozaïque niet wensen. Schilder, muzikant en levende outsider Michael Hurley en zijn even zwijgzame begeleider op bass zagen in een uurtje de bomvolle kleine zaal van de Schouwburg bijna helemaal leeglopen. "I Don't Care", zong buitenbeetje Hurley op een gegeven moment in één van zijn vele prairieliedjes toen opnieuw een groepje opstond om de tent te verlaten, waarschijnlijk om alvast voor te gaan staan bij Anthony and the Johnsons die in de grote zaal boven stond. Niet veel meer dan vijfendertig overblijvers hoorden hoe hij het Rotterdamse publiek voor de getoonde interesse bedankte. Daarvoor had de bejaarde liedjesdichter geen woord gesproken. Het was sowieso een opmerkelijk gezicht op een feestje van intellectuelen en kunstenaars: twee gepensioneerde cowboys die op bas en banjo eenvoudige liedjes over de meest doodgewone dingen zingen, zoals de afwas of het inruilen van een Chevrolet voor een banjo. Mooi en relaxt was het zeker wel. Je kon bij de J.J. Cale-achtige melodieën heerlijk wegzakken in de roodfluwelen stoeltjes van het congresgebouw. Hoewel Hurley soms ook wel heel erg dicht buurt van oubolligheid belandde, wist hij met de grappige liedteksten toch altijd wel een glimlach bij het publiek te ontfutselden. Jammer dat sommige mensen in het publiek veel haast hadden. Ze hadden de deur gewoon op slot moeten doen, zodat niemand er mee uit kon.