Gehuld in een lange slobbertrui danst Rik Kaez over het podium. Zijn geesteskind The Kiings Of Oblivion mag vanavond Het Paradijs, de kleine zaal van het Metropool, warm gaan spelen. Hij heeft een enthousiaste en bekwame band om zich heen verzameld, die er allemaal zin in lijken te hebben vanavond. Bovenal is Kaez een geweldige frontman. Denk in de richting van David Bowie meets Jim Morrison. Hij bespeelt het publiek alsof The Kings Of Oblivion de hoofdact is vanavond. Op een gezellig arrogant ondertoontje schudt hij de ene na de andere woordgrap met betrekking tot “Simon says” uit zijn loshangende mouw. Een aantal mensen lijken zijn gevoel voor humor te snappen.
Muzikaal gezien is alles meer dan in orde. Ogenschijnlijk zonder moeite mixen ze allerlei stijlen tot een prettige mengelmoes. We horen (een vleugje) dancehall, psychedelica, reggae, pop, rock, blues, funk, americana en soul (wat niet vraag je je af). Elk nummer is volgens de heren zelf een reis door het doolhof van rock & roll. Vastlopen doen ze echter nooit. De spannende zwoele zomerrock van The Kings Of Oblivion komt voor deze avond ten einde met “I Don’t Have To Think No More”. Een dijk van een afsluiter. Deze band stroomt over van talent en verdient een flinke buzz als hun album uitkomt. Gaat dat zien op het bevrijdingsfestival in Zwolle.
In de grote zaal van Hengelose poppodium, het zogenaamde Jupiler stage, staat Trijntje Oosterhuis voor een uitverkochte zaal te spelen. Je kunt je afvragen of de kleine zaal ernaast wat dichter bevolkt was als de (inmiddels?) popdiva er die avond niet stond. Vlak voordat het optreden begint ,hoor je bijna denkbeeldige aasgieren boven de zaal cirkelen. Om maar even een sfeerimpressie te geven. Twee hardcore Symon fans/groupies bestuderen nauwkeurig hoe de Duitse Amsterdammer zijn akoestische gitaar stemt. Foto’s worden gemaakt en Simon lacht lief. De rits van zijn grijze hoodie, met daaronder alleen een flinke laag borsthaar, zou niet lang helemaal dicht blijven.
Als Symon begint met spelen wordt al gauw duidelijk dat we hier met een typische conservatoriumband te maken. Het is gewoon goed. Dat is zowel complimenteus als kritisch bedoeld. Het is allemaal zo af, kloppend en strak dat het vervelend wordt. Zelfs de aankondigingen van de nummers lijken ingestudeerd en perfect in dat gat tussen intro en couplet te passen. Zoals gezegd, over de songs kun je weinig kwaads zeggen. Frontman Simon Binkenborn heeft frisse en up-to-date muzikanten om zich heen verzameld, die zijn geboetseerde singer/singerwriter sound een "indie feel" geven. Echter als “Banquet” van Bloc Party schaamteloos wordt nagedaan, gaan ze echt te ver.
Toch kun je niet lang boos op ze blijven, de jeuk gaat echter niet meer weg. Tijdens de ballads komen de kunsten van de muziekstudenten duidelijk naar voren. Knap opgebouwde liedjes fladderen de zaal in. Dan is Symon op hun best. Die pretentieuze indie/punkfunk deuntjes komen veel te geforceerd over. Dat het heel strak en kundig is, maakt dan niet zoveel meer uit. Binkenborn staat op het podium alsof hij in een Calvin Klein shoot is beland. Als hij geen gitaar om zijn nek heeft hangen, staat hij er helemaal verloren bij. Met trots verkondigt Simon dat ze een nummer, dat ze pas in de kleedkamer in een ander jasje hebben gestoken, live gaan doen.”Kijken of het klinkt”. Zo krijgt de avond toch nog een verrassende wending, maar ook dat voelt gecalculeerd. Het is de vloek die op je kan rusten als je van het conservatorium afkomt. Het is goed en alles klopt, op het vervelende af. Vanavond is 1+1 gewoon 2.