Gordie Tentrees mag Fred Eaglesmith vergezellen tijdens zijn wereldtournee. Een halfgevulde zaal, met een ongeveer gemiddelde leeftijd van rond de 40, ziet een sterke band spelen. Ze bestaan uit drie leden, die een heel wijds geluid neer weten te zetten. Het ontbreken van een drummer valt dan ook nauwelijks op. Met behulp van een Contrabas, slide-guitar, elektrische gitaar (Telecaster), steelguitar, mondhormonica en akoestische gitaar werpen ze sterke en sfeervolle nummers de zaal in. Het geluid was overigens weer prima in orde in de Saxion-zaal.
De zanger, met een rauwe, doorleefde stem, neemt tussendoor ruim de tijd om zijn nummers, die in de categorie Roots/Americana kunnen worden geplaatst, toe te lichten. Denk niet gelijk aan de bekende clichés die aan dat genre kleven. Een eigenzinnige inbreng valt op bij het luisteren naar de soms donkere, maar ook zonnige liedjes. Het tempo wisselt regelmatig, waar het niveau dat niet doet. Het nicotineniveau daalt wel, waardoor de zaal snel leeg loopt na een prima set van deze Canadezen.
Als Fred Eaglesmith voorzien van grote witte hoed het podium betreedt, valt hem gelijk de merkwaardig geur in de zaal op. Al gauw blijkt dat we te maken hebben met een geboren grappenmaker. Hij neemt het anti-rookbeleid op de hak (“They allow you to have a bad smell, but they don’t allow you to smoke…”) en weet de lachers op zijn hand te krijgen. Dat zou niet bij die ene keer blijven.
Het publiek stond er natuurlijk vooral voor de fijne liedjes en die kregen ze. Vanaf het eerste nummer wordt er een sfeer neergezet, die zich niet makkelijk liet verdringen. Fred is duidelijk fan van het ‘tremolo-effect’ (wat voor een constante hapering in het gitaargeluid zorgt), dat bijna altijd aan stond. Het melancholische en nostalgische karakter van de songs werd hierdoor extra kracht meegegeven. Het was alsof je in een trein langs een landschap van (nare) herinneringen uit zijn jeugd boemelde. Ingetogen en vrolijkere momenten wisselden elkaar af, waar het publiek zichtbaar van genoot.
Op de bühne staat een bont gezelschap, waarbij allen er zo hun eigen stijl op na houden. Een leadgitarist met een bolhoed en een baard, een vrouwelijke drummer in glitter-outfit, een contrabassist met een nonchalant zitten pak en petje achterstevoren en natuurlijk Fred himself, in een slick krijtstreep jasje. Waar ze in uiterlijk veel van elkaar verschilden, was er in de de speelstijl een mooie coherentie merkbaar. Het vele touren heeft duidelijk zijn vruchten afgeworpen.
Mr. Eaglesmith wist met zijn rauwe en tevens warme vocalen, de poppy (alternatieve) country songs extra karakter mee te geven. Altijd voorzien van subtiele melodieën, gelaagde composities, maar nooit neigend naar een climax. Het bleef een steady train, die nooit ontspoorde. Op zich had hier daar een crescendo wel gepast, maar de sfeer bleef zo mooi intact. Het kostte weinig moeite om er een beeld bij te vormen, en dan doe je het goed als band.