De gebeurtenissen van 11 september

De dag dat Nou En in de Regiofinale van de Grote Prijs speelde

Bas Nijhof, ,

Het Kampense Nou En was afgelopen zaterdag één van de kanshebbers in de regiofinale van de Grote Prijs van Nederland. Hoe beleeft een band zo'n dag nu, vroegen we ons af. Bassist/zanger Bas Nijhof was bereid zijn ervaringen met ons te delen.

De dag dat Nou En in de Regiofinale van de Grote Prijs speelde

De impact van de repeteeravond was de ochtend van 11 september nog voelbaar. Of althans: de nasleep ervan. Ondanks goede voornemens om op tijd onder zeil te gaan, werd het fenomeen La Chouffe (Belgisch, wit en 8 procent) er de oorzaak van dat het toch laat werd. De volgende ochtend was het droge smoeltje een logisch gevolg. Misschien wel goed dat ik nog wat had gedronken. De regiofinale van de Grote Prijs liep de hele week al rondjes te huppelen door mijn hoofd en had zonder al te veel moeite voor een slapeloze nacht kunnen zorgen. Op weg naar de oefenruimte in het centrum van Kampen werd de droge smoel gevuld met wansmaak: pal voor ons stekkie stond een stel zoetwatermatrozen Oudhollandse liederen te kwelen voor met dekentjes bedekte rolstoelers. Ik bad zachtjes dat onze concurrenten vanavond van hetzelfde bedroevende niveau zouden zijn. De band had er zin in. Kleine oogcontactjes en hiphophandenklapperij gaven me de indruk dat iedereen op scherp stond. We laadden de spullen in de gehuurde negen persoonsbus. Ronnie, (de broer van Marco, drummer Jeremy’s / C of E) reed, dus wij konden ons volledig toeleggen op – zeg maar - spelen. Met open ramen reden wij door Kampen en wij zongen: “ We gaan naar Hengelo “. Aldus geschiedde: we kwamen wel anderhalf uur te vroeg. Geen band te bekennen en geen donder te doen. Het weer liet ons toe de lokale schoonheden vanaf een terras te bewonderen en we moeten zeggen: Hengelo, hartstikke goed! We werden gebeld op het terras of we snel naar Metropool konden komen om te soundchecken. Vijf minuten later stonden we op het podium. Twintig minuten later liepen we er lichtelijk geïrriteerd weer af. Weer drie kwartier later galmde eindelijk Jan Peter basdrum door de zaal. Die traagheid beloofde niet veel goeds, maar eerlijk is eerlijk: ’s avonds was het geluid prima. Het schema van de avond hing er al: we speelden als vierde. Een prima plek. Het enige nadeel is dat je zo lang moet wachten terwijl je jezelf systematisch aan het opvreten bent. Rond half acht kon er worden gegeten. Intussen waren de meeste bands – eigenlijk alleen de Kickers niet – binnengedruppeld. De Chinees had prima voor ons gekookt. Alleen Emiel werd er misselijk van. We kregen drie muntjes de man. Dat was goed voor anderhalf biertje. Een foutje van de organisatie dat later goed werd gemaakt. Alleen hadden Emiel en Marco toen al een treetje Euroshopperbier gehaald bij de plaatselijke supermarkt. Niet getreurd. Komt wel op. Het publiek begon rond half negen mondjesmaat binnen te druppelen. Om negen uur begon In Limbo als eerste band. Twee nummers gekeken naar de akoestische emo. Goede zanger! Daarna heb ik me een beetje afgezonderd. Een beetje rusteloos van bar naar toilet naar zaal naar kleedkamer naar toilet dartelen. Van alle bands een beetje meegekregen. Presentatrice Isabelle Brinkman kwam net de kleedkamer binnen toen ik de zweetplekken onder mijn armen aan het inspecteren was. Vond ze heel gewoon, zei ze. Daarom had zij geen mouwtjes aan haar shirt, zei ze. Na de gebruikelijke bandknuffel gingen we er lekker tegenaan. Het publiek was lekker enthousiast en wij waren ook behoorlijk energiek na een dag van voornamelijk wachten. Twintig minuten later stapten we bezweet van het podium af. We waren tevreden. Mochten we niet winnen: “fuck it”. Beter spelen kunnen we niet. Het werd inderdaad: “fuck it”. De punkrockers van The Kickers wonnen. Een goede band met rock’n’roll uitstraling en energieke podiumact. Maar laten we wel zijn: wij hadden gewoon moeten winnen. Om dat kracht bij te zetten hebben we flink met de Kickers lopen kloten op de terugweg. Eerst hebben we, toen de bussen een gezamenlijke plasstop maakten, hun Grote Prijs-finalebord ingepikt. Daarna hebben wij onze billen laten zien tijdens het inhalen. Vervolgens zijn we twee kilometer voor hen uit gaan rijden en hebben de winnaars vanaf de vluchtstrook alsnog ons achterwerk gepresenteerd. Ach ja, je moet wat als je niet tegen je verlies kan. . Ik heb op zich een lekker gevoel aan de avond overgehouden. Ik baal er alleen van dat we nog een maand of twee moeten wachten op het bekend maken van de runners-up. Zal er een plaats zijn gereserveerd voor ons? Of gaan The Junes (het zou niet de eerste keer zijn dat het tussen ons en The Junes ging)? Of allebei? De tijd zal het leren. Zucht. Ik wou dat er geen muziekwedstrijden bestonden. Uitgeput lag ik rond een uur of twee op bed en viel als een blok in slaap. Ik droomde over grommende en schreeuwende juryleden die Nou En ter dood veroordeelden. Ik droomde over Groningse punkers die de gespijkerde achterwielen van hun authentieke brommers uit de jaren ’70, in mijn testikels parkeerden. En uiteindelijk droomde ik over de glimlach van Isabelle Brinkman. Het noodzaakte mij de volgende ochtend om snel te gaan douchen.