Anderhalf jaar geleden vond er een soortgelijk debat plaats in de Pletterij en inmiddels is iedereen heel benieuwd hoe het er nu voor staat. Is de situatie verbeterd? Merken we er iets van? Op het podium zitten Jeroen Blijleve (Patronaat), Michael Struis (Gitaarlem) en Joost Verhagen (Haarlemse Popscene). Destijds werd er geconstateerd dat de muziekscene in Haarlem bloeit als nooit te voren, maar dat er iets mist om dat te onderhouden. Of, om in de termen van Struis te spreken, we hebben de software: de passie, de muzikanten, het publiek… Wat mist is de hardware: de infrastructuur, oefenruimtes en urgentie op de politieke agenda.
Muziek als merk
De afgelopen jaren is Haarlem gegroeid als muziekstad. Haarlemse artiesten doen het goed, het aantal speelplekken groeit nog steeds en er zijn tal van initiatieven op het gebied van evenementen. Muziek is een economische motor, benadrukt Struis. De popscene draagt bij aan de goede naam van de stad, aan Haarlem als merk. Vandaag in de zaal heerst het gevoel dat de muziekindustrie een belangrijke bijdrage levert aan het imago van Haarlem, maar dat de scene vanuit de gemeente niets terug krijgt. Dat het geld naar andere dingen gaat. Blijleve: "En dan? Dan heb je straks een stad zonder onkruid, waar niemand heen komt omdat er niets te beleven valt."