Ray Wilson is een Schotse zanger die bekendheid verwierf als frontman van de post-grungeband Stiltskin. Met die band scoorde hij in 1994 een nummer 1-hit in de Britse hitparade met de single ‘Inside’, waarna hij door Genesis werd gevraagd om Phil Collins op te volgen. In 1997 nam hij als nieuwe frontman één Genesis-album op: het commercieel tegenvallende, maar artistiek gewaardeerde Calling All Stations. Na de daaropvolgende tour, toen de band uiteenviel, stortte Wilson zich volledig op zijn solocarrière. Tijdens zijn live-optredens brengt Wilson met zijn band een mix van Genesis classics, eigen werk en natuurlijk nummers van Stiltskin. Zo ook vanavond in De Bosuil in Weert, waar Ray inmiddels kind aan huis is. In de afgelopen tien jaar stond hij er maar liefst negen keer op het podium, en daarnaast is hij ook regelmatig te zien geweest op Bospop.

De zaal is goed volgelopen met voornamelijk 40-plussers, wanneer om 21.15 uur het geluid van een tikkende klok door de speakers klinkt. Zodra de dreigende “elephant sound” inzet herkent iedereen meteen ‘No Son of Mine’, de Genesis-hit uit 1991. Wilson verschijnt met gebalde vuisten op het podium en heeft zijn eerste applaus direct te pakken. Als tweede nummer gooit hij er opnieuw een Genesis-klassieker tegenaan: de protestsong ‘Land of Confusion’. Door de dubbele gitaren krijgt het nummer een stevig rockende uitvoering en de zaal mag meteen aan de slag met de overbekende “oh-ho-ho’s”.

Het eerste rustpunt draagt de toepasselijke titel ‘Take It Slow’, de opener van Wilsons soloalbum Chasing Rainbows uit 2013 met een saxsolo van multi-instrumentalist Marcin Kajper, gevolgd door de schitterende Stiltskin-rockballad ‘Lemon Yellow Sun’. Deze nummers worden door het uitbundige publiek met nagenoeg evenveel enthousiasme ontvangen als de covers. In het half uur dat volgt passeren onder andere de Genesis-klassiekers ‘That’s All’ en ‘The Carpet Crawlers’, evenals een bijzonder sterke Peter Gabriel-cover van ‘In Your Eyes’ waar Wilsons stem volledig tot zijn recht komt. Ook gaat de zaal los op de Stiltskin-rocker ‘Inside’, dat in 1994 mede dankzij een spijkerbroekreclame in ons land zelfs de top 10 bereikte.

Pas na drie kwartier verschijnt met ‘Makes Me Think of Home’ het tweede echte solonummer. Dit bijna acht minuten durende titelnummer van Wilsons zesde soloalbum uit 2016 is een krachtig midtempo-epos met duidelijke progressieve-rockinvloeden, compleet met solo’s op dwarsfluit, saxofoon en gitaar. De zaal luistert zichtbaar geboeid, en het nummer toont overtuigend aan dat Wilson veel meer in zijn mars heeft dan het vertolken van uitstekend gebrachte covers.

Sinds zijn korte periode als frontman van Genesis put Wilson geregeld uit dat repertoire, en zo vervolgt hij zijn set met twee nummers van Phil Collins, de man die hij destijds opvolgde. ‘Another Day in Paradise’ enIn the Air Tonight’ weten echter niet echt te imponeren. Dat doen wél de krachtige uitvoeringen van ‘Congo’ enCalling All Stations’, afkomstig van het Genesis-album dat hij in 1997 samen met Tony Banks en Mike Rutherford opnam en de daaropvolgende fraaie versie van ‘Follow You, Follow Me’.

In het laatste deel van de set richt Wilson zich dan toch wat meer op zijn eigen werk. Zijn muziek beweegt zich in de pop/rock-hoek, met invloeden uit de progressieve rock en zelfs folk. Ray is bovendien een echte verhalenverteller. Een goed voorbeeld daarvan is het krachtig gezongen ‘Symptomatic’, waarin de Poolse violiste Alicja Chrząszcz een glansrol vervult, en de sfeervolle ballad ‘Alone’, waarvoor drummer Mario Koszel zijn plek achter de kit verruilt voor bongo’s.

In 2002 bracht DJ Armin van Buuren de single ‘Yet Another Day’ uit, een danceversie van Wilsons nummer ‘Another Day’ van zijn eerste studioalbum Change. Vanavond zingt Wilson de originele versie, een emotionele akoestische ballad waarin zijn warme, licht hese stem perfect tot zijn recht komt. De tekst is opgedragen aan een van Wilsons vrienden die zelfmoord pleegde.

Een hoogtepunt in de set is het zeer muzikale ‘Wait For Better Days’, waarin de volledige band (verder nog bestaande uit gitarist Steve Wilson en toetsenist Kool Lyczek) samenkomt in pakkende coupletten en een melodieus refrein. Het doet je meteen afvragen hoe intrigerend een derde hoofdstuk Genesis had kunnen zijn. Het nummer eindigt met een krachtige saxsolo die naadloos overgaat in ‘Baker Street’ van Gerry Rafferty, waardoor het op een feestelijke manier afsluit.

Het enthousiasme in de zaal houdt aan wanneer Wilson het herkenbare gitaarintro van de Peter Gabriel-klassieker ‘Solsbury Hill’ inzet. Na bijna twee uur eindigt hij zijn set op een hoogtepunt, begeleid door een staande ovatie van het publiek. De avond wordt afgesloten met een toegift vol overbodige covers van Bruce Springsteen, Queen en Bob Dylan waarna hij het podium verlaat met de woorden “See you next year”.

Het is jammer dat Wilson ervoor kiest om een derde van zijn setlist te vullen met Genesis-nummers die hij zelf nooit heeft opgenomen, aangevuld met solowerk van Phil Collins en Peter Gabriel. Zijn stem past zonder twijfel uitstekend bij dit repertoire en het vormt een begrijpelijke verwijzing naar zijn korte periode bij Genesis, maar het doet ook afbreuk aan zijn eigen kwaliteiten. Wilson beschikt over een karakteristieke stem die moeiteloos sfeer kan neerzetten. Met zijn verhalende, vaak akoestische songs heeft hij veel meer in huis dan wat bij vlagen neerkomt op een goede coveract, maar dan wel een die het publiek volledig weet mee te nemen. En dat is voor hemzelf waarschijnlijk minstens even waardevol.