Nederland speelt op een bepaalde manier toch een aparte rol in de muziekgeschiedenis en Verhalen Rond Wereldberoemde Bands En Artiesten. Zo woont AC-DC gitarist Angus Young in de Achterhoek, was Ali Farka Touré ooit getrouwd met een Nederlandse en is soul-zanger Arthur Conley gestorven in Ruurlo. En de neef van Morry Kanté (In Nederland vooral bekend van de hit ‘Yéké Yéké’ uit 1988) woont in Venlo. Deze Kanté Kerfonse presenteerde op zaterdag 11 april zijn album ‘Femmes Battues’ in Perron 55 in Venlo.
De zaal is aardig volgelopen als “iets later dan op de aankondiging staat” het optreden begint (een mooie combinatie van het ‘Limburgs Kwartiertje’ en ‘De Afrikaanse Klok’). De in Guinee-Conakry geboren Kanté Kerfonse heeft een goede groep muzikanten om zich heen weten te verzamelen. Een aanbod om in Parijs in de begeleidingsband van zijn oom Mory te komen spelen weigerde hij; Kerfonse bleef liever in Venlo en wilde op eigen kracht aan zijn muziek werken. Wel kon hij zijn album opnemen in de studio van zijn oom in Frankrijk. De plaat van Kanté Kerfonse klinkt als een muzikale ontmoeting tussen Europa en Afrika. Naast instrumenten uit de pop-bezetting als drums, bas en gitaar is er ook plaats voor traditioneel West-Afrikaans instrumentarium als djembé en balofon.
De band legt een solide basis neer voor Kerfonse, die zingt over liefde, muziek en mooie vrouwen (‘Moussokémba’), of die dan komen uit Amerika, Azie, Europa of Afrika. “We gaan jullie Afrikaanse warmte bezorgen”, zegt Kerfonse. De muziek klinkt gezellig, als een riviertje met kabbelende drums en bas en klaterende gitaarpartijen waarin highlife uitmondt in pop, en bevat vleugjes reggae, salsa en thema’s en breaks uit de West-Afrikaanse (percussie)muziek. “On va chauffer! “ roept Kanté. Op het podium wordt de hitte dan ook regelmatig opgevoerd, zeker op momenten dat de djembé-speler aangespoord wordt door de solerende danseressen en Afrikaanse dames uit het publiek. Dat zijn dan ook meteen de meest vurige momenten van de muziek, of het moet het percussie-intro zijn direct na de pauze, waarin met name percussionisten YeYe Kanté en Alpha Camara hun kunnen tonen. De stem van Kanté Kerfonse zelf klinkt vrij laag, mede daardoor blijft de muziek over het geheel gezien op een lager pitje steken.
Gedurende het hele optreden loopt er een meneer in keurig overhemd en colbert over en weer rond het podium met velletjes papier en pen in zijn hand. Hij manifesteert zich als een soort van ceremoniemeester, en zal op het eind van het concert, weliswaar in het Frans, maar met Afrikaanse trots en bravoure alle muzikanten aan het publiek voorstellen. “Heeft met alle groten der aarde gespeeld! Magiër op zijn instrument! Architect van zijn vak! De fantastische! De ongelooflijke! De geweldige! De onvermoeibare!” en dat dan tien bandleden lang.
Er volgt nog een toegift. En dat dat dan een nummer is dat al eerder voorbijgekomen is zal niemand deren, het was tenslotte gezellig. Voor echt heftig trommel- en spring-spektakel zal het publiek dat op het woord “Afrikaans” is toegestroomd de volgende keer een kaartje moeten kopen voor een voorstelling van één van de West-Afrikaanse balletten; Kanté Kerfonse heeft hoe dan ook een goed debuutalbum en leuk concert afgeleverd. Gaat Venlo in ieder geval de muziekgeschiedenisboeken in als de stad waarin Kanté Kerfonse woonde.