TakeRoot 2014 komt moeizaam op gang

Robert Ellis en Slobberbone verrassen

Tekst en Foto's: Donald van Tol en Harold Zijp ,

Op voorhand was het festival een beetje onthoofd door de late afzegging van rockabilly-legende Wanda Jackson. Omdat er verder ook weinig toppers waren geboekt, was het even afwachten of deze editie een succes zou worden. 3voor12 groningen stuurde twee fotografen op pad die, tussen het foto's maken door, ook hun persoonlijke gedachten over het aanbod lieten gaan.

Carrie Elkin is op het laatste moment toegevoegd aan het programma. Ze is toch op tour in Europa en kan zo mooi de leemte opvullen die Wanda Jackson achterlaat. Een gelukkige keus want de eigenzinnige singer-songwriter Elkin, die aan de vooravond van haar huwelijk - "I'm getting married the day I get back from this tour" - nog even een druk programma afwerkt, is een goede zangeres met een mooi arsenaal pakkende songs. Inmiddels is in de Foyer Hellshovel ook begonnen. Het is onduidelijk waarom deze band op TakeRoot staat, terwijl veel regionale acts hier al behoorlijk bovenuit stijgen. Op zichzelf aardige op sixtiespop gebaseerde muziek, maar nogal lauw en inspiratieloos gebracht en ook niet erg strak gespeeld. (HZ)

In de tweede ronde is het de beurt aan de eerste 'headliner' van de avond: de Grote Zaal stroomt al redelijk vol als Israel Nash van start gaat. Deze zanger werkt al jaren gestaag aan zijn langzaam groeiende populariteit en wordt door kenners van het singer-songwriter genre zeer gewaardeerd. Het is geen act voor de Grote Zaal en de man mist podiumpersoonlijkheid, maar zingen kan hij. Het heeft wel wat van Neil Young, maar dan zonder de briljante songs of het scherpe randje. In de Kleine Zaal is inmiddels Ethan Johns ook bezig; eveneens een singer-songwriter en ook met baard en gitaar. Johns is Brits, heeft een vader die ooit The Clash produceerde en kan zelf als producer ook goed uit de voeten - zijn liedjes zijn verhalend en de man weet te boeien. (HZ)

Als je naar de Binnenzaal wilt, moet je op tijd zijn. Dus Ethan Johns wordt snel ingeruild voor het duo David McGraw en Mandy Fer. Zij komen uit het uiterste noordwesten van de USA, zijn innemend, charmant en maken lieve, wat naïeve liedjes. Leuk, maar toch zijn we toe aan een band, liefst met wat power. Natural Child misschien. Die komen uit Nashville, en dat is natuurlijk geen nadeel als je in de countryhoek wilt opereren. Ze hebben inmiddels een aardige reputatie opgebouwd door heel veel live te spelen, maar de southern rock van het met een forse toetsenist versterkte trio slaat niet echt aan tijdens TakeRoot. De band oogt ook wat mat. (HZ)

De Grote Zaal is gevuld met mensen die in spanning staan te wachten op dé hoofdact van TakeRoot 2014: folklegende Joan Baez. De inmiddels 73-jarige Baez werd al ‘Queen of Folk’ genoemd toen Bob Dylan nog in mistige kroegjes speelde. Ze maakte furore op Woodstock, nam inmiddels meer dan dertig albums op en was met haar politiek geëngageerde nummers vaak een luis in de pels van het establishment. Vanavond is ze vooral aardig en charmant, en windt ze het publiek moeiteloos rond haar tokkelende vingers. Ze opent met It’s All Over Now Baby Blue, een nummer van Dylan, met wie ze in de jaren zestig een knipperlichtrelatie had. Maar waar Dylan vandaag de dag steeds meer klinkt alsof hij kiezels gorgelt, is Baez nog altijd goed bij stem. Ze vult de show met een greep uit haar oeuvre, waaronder ook enkele van haar Spaanse nummers als Gracias A La Vida. Een gastrol is weggelegd voor de jonge zangeres Grace Stumberg (23), die enkele nummers meezingt. Haar jong frisse stemgeluid contrasteert mooi met de gedragen zang van Baez. Plots is Baez’ leeftijd hoorbaar, zonder daarbij aan kwaliteit in te boeten. (DvT)

Het lijkt wel of Joan Baez het festival opnieuw heeft gestart, want opeens is er leven in de brouwerij. De jonge honden van The Sheiks (uit Memphis, een stad die vele malen interessanter is voor de muziek als Nashville!) staan op het podium met in hun midden niemand minder dan garagerock-icoon Jack Oblivian (voorheen The Oblivians). Vanaf de eerste minuut wordt er gestoempt, geragd en - niet onbelangrijk - heel aardig gemusiceerd. De heren zetten dan wel inzet, beleving en power voorop, er mag ook best een aardig lickje gespeeld worden. Dat er daarbij wat bier en zweet door de lucht gaat is mooi meegenomen. Rauwe aan rock-'n-roll en soul vewante garagerock wordt over ons uitgestort en er komt zowaar beweging in het publiek. Yes! (HZ) 

Dan maakt Gregory Page zijn opwachting in de Kleine Zaal. De sympathieke Page is een rasverteller en trekt het publiek mee in zijn verhalen over familie, verloren liefdes en optredens in rokerige kroegjes ver van hier. In muziek en presentatie roept de 51-jarige Page de sfeer op van de jaren twintig van de vorige eeuw. In strak gesneden pak zingt hij door een ouderwetse microfoon, onderwijl tokkelend op zijn oude Gibson-gitaar. Een deel van de show speelt hij mee met opnames van zijn traditionele begeleidingsband waarmee hij zijn laatste elpee opnam. Die muziek speelt hij niet af op een modern audio-system, maar op een antieke grammofoon die hij eerst handmatig opwindt. Als de volle zaal de ogen sluit, waant het zich honderd jaar terug. Page is meester in het oproepen van gevoelens van nostalgie. En zijn fonkelende oogjes vertonen daarbij het spelplezier van een schooljongen. Hij heeft goed geluisterd naar zijn vader, vertelt hij tussen de nummers door: “Daddy, when I grow up, I want to be a musician”, had de kleine Gregory gezegd. “Well boy, you can’t do both”, antwoordde zijn vader. (DvT)

Eens zien of Daniel Romano met zijn Trilliums de gisteravond in Vera gemaakte indruk kan bestendigen. Dat valt nog niet mee, want Vera is als podium een stuk makkelijker dan de Grote Zaal van de Oosterpoort. De band slaagt wat dat betreft: de zelfbenoemde "mosey" (Romano wil zijn muziek geen country noemen, want country is in de USA tegenwoordig synoniem voor gladgetrokken pop) wordt welwillend ontvangen en de band klinkt nog steeds lekker losjes met Romano zelf als croonende smartlappenvertolker. Dat ene snellere nummer (The Story of Chicken Bill) smaakt wel naar meer van dat lekkers. (HZ)

De Engelse Smoke Fairies hebben het een stuk moeilijker in de Kleine Zaal. Die zit vol bij aanvang, maar veel mensen vertrekken tijdens de show. De dromerige folk-pop lijkt een vertakking te ver van de traditionele muziek waar het TakeRoot-publiek voor komt. De ijle zang, hypnotiserende grooves en met galm gelaagde gitaarpartijen zijn mijlen verwijderd van de tokkels en protestzang van Joan Baez. De fotogenieke fairies Jessica Davies en Katherine Blamire voelen het aan en weten zich nauwelijks raad met het nurkse publiek. Stamelend tussen de nummers werken ze zich de set door. Voor het minder conservatieve oor klinkt die toch lang niet gek. Sterker nog, het is goed hoorbaar waarom de vermaarde Jack White met de dames de studio in dook. (DvT)

Slobberbone: een naam die bij liefhebbers van alternatieve country sinds 1993 synoniem staat voor kwaliteit, en een scheutje gekte. Probleem is alleen dat de band zich al tien jaar niet meer in ons land heeft laten zien (individuele bandleden wel) en ook in hun thuisland een los/vaste relatie heeft. Ze bestaan officieel weer wel sinds 2009, maar een nieuwe plaat laat lang op zich wachten. Vanaf het eerste nummer constateren de massaal opgedraven fans dat het goed zit. De band heeft niks aan overtuiging ingeboet en raast als een stel jonge honden door klassiekers en ook nieuw werk. Wellicht komt die plaat er toch nog! (HZ)

Waar de Smoke Fairies de publieke wind tegen hebben, heeft afsluiter Robert Ellis de stroom mee. Terwijl mensen nog snel de laatste lege plaatsen innemen, wordt de 25-jarige Ellis al aangekondigd als het opkomende talent van American roots music. Dat die belofte niet uit de lucht komt vallen, blijkt direct al bij het eerste nummer Only Lies. In zijn eentje bestookt hij de zaal met watervlug gitaarspel, waaruit een groot talent en jarenlange oefening in de oude folk en fingerpicking traditie blijkt. Maar Ellis laat zich hoorbaar ook door andere muziek beïnvloeden. Het verkennen van nieuwe wegen leverde hem diverse lovende recensies op voor zijn album The Lights From The Chemical Plant. Verrassend zijn vooral de jazzy toonladders die hij door de traditionelere loopjes heen weeft. Zijn licht nasale stemgeluid wortelt weer in een vertrouwde country achtergrond, waardoor het publiek de verfrissende jongeling in de armen sluit, en de organisatie zich mag prijzen met de keuze voor Ellis als afsluiter van TakeRoot 2014. (DvT)