Café de Koster is goed gevuld als O-Bat & the Undead aan zijn set begint. Een set waarin een duidelijke lijn en opbouw zit. De band begint vrij rustig met overwegend muzikale nummers om vervolgens zang toe te voegen en richting het einde van de set het tempo flink op te schroeven. Ook de samenstelling van de band wisselt voortdurend. Zo heeft Hilde Houtsma van Mr. Wallace door de ingelaste pauze van de band blijkbaar tijd gevonden om the Undead te versterken. Ook Jamma Tamma-zanger Eddy Huizing wordt van stal gehaald; hij doet zijn bijnaam ‘speedy’ weer eens eer aan en sluit de set met O-Bat & the Undead af.
De composities van de stukken komen van de hand van Obed ‘O-Bat’ Brinkman. Het zijn bij tijd en wijle ware muziekstukken. Er wordt gevarieerd van polka tot reggae en van klezmer tot rock. Door de relatief langzame opbouw en de zang die niet sterk doorkomt, verliest de band de aandacht van een deel van het publiek. Dat resulteert halverwege de set in een zekere leegloop. Erg jammer, want in de tweede helft komt O-Bat met zijn Undead pas echt goed op stoom. Zeker als ‘speedy’ aan het einde van de set het podium opkomt, gaat het tempo flink omhoog en swingt de band de pan uit. Al met al een geslaagd optreden met een hele sterke afsluiting. Het tempo had er echter wat eerder in gemogen.
Na O-Bat & the Undead betreedt de markante, en buitengewoon authentieke, Harm Wierda het podium. Met zijn karakteristieke baard en warme stemgeluid opent broeder Wierda de ‘dienst’ met een oprecht ‘halleluja’. Harm’s Fork brengt psychedelische gospel met soul-invloeden. Met een drummer, basgitariste, pianiste, Klaske Oenema en Maria Tuni als backing vocals en Harm zelf op orgel, is het -evenals eerder bij O-Bat & the Undead- volle bak. De band staat lekker te spelen. De muziek, de kleding, de markante kop van Harm, de complete uitstraling; al snel blijkt het gehele plaatje te kloppen.
Solo kwamen we Harm Wierda al eens op Stukafest tegen. Daar stond vooral de ‘freewheeling’ Harm Wierda. Met band zit hij meer in een keurslijf en is er beduidend meer regie. Desalniettemin is het geluid onmiskenbaar doordat het stemgeluid van Harm, dat zowel soothing als opzwepend kan zijn, in combinatie met zijn orgel een fors stempel drukt. Als de band als tweede nummer Come on to Jesus inzet, weten we dat het oprecht een band met een boodschap is. Voor de gemiddelde bezoeker maakt dat niet uit. De bijbelse psychedelica met soul gaat erin als zoete koek, met of zonder boodschap. Als Elvis Presley nog geleefd had, wilde hij ongetwijfeld met Harm’s Fork spelen op één van zijn Gospelconcerten. Niemand keek er raar van op toen Elvis het deed. Waarom zou dat vandaag met Harm anders zijn?
Harm oogt als een rustige kalme man, die zijn ding doet. Zodra hij achter zijn Vox organ kruipt, beginnen zijn ogen echter te glimmen en zijn lijf te bewegen. Hier is hij in zijn element. Spelend op zijn orgel en bijbelse psychedelica verkondigend. Toch verliest ook Harm’s Fork een deel van de kudde. Of we hier te maken hebben met schapen die van de kudde afdwalen of simpelweg met mensen die op weg zijn naar een volgende act op een andere locatie, blijft de vraag. Voor de mensen die bleven was het een bijzondere ervaring. Verrassend goede muziek met een boodschap. Je zou er bijna christelijk van worden.