The Black-Eyed Snakes: giftige blues op klapstoeltjes

Vuige ol' time relijun in Vera

Nathalie Katgert, ,

The Black-Eyed Snakes is een zijproject van Low-frontman Alan Sparhawk. Dat het hier echter om een allesbehalve pastorale bedoening gaat werd meteen duidelijk tijdens hun optreden in Vera. Ranzige blues, kronkelende lijven en het eeuwige gevecht tussen goed en kwaad maakten zich meester van de Grote Zaal.

Vuige ol' time relijun in Vera

Drie klapstoeltjes en een drumkit staan klaar op het podium, iets voor elven in de Vera Club. De dj draait iets obscuurs van The Butthole Surfers. De lampen in de zaal gaan uit, en het podium wordt opgelicht door een moerasgelig gloeiende spotlight. De band van vanavond, The Black-Eyed Snakes uit Minnesota, gaat zitten en de kalmte van de muzikanten daalt over het argwanende publiek als de schaduw van de nacht. Totdat zanger/ gitarist Alan Sparhawk, alias Chicken Bone George, voorovergebogen de halve meter lange microfoonstandaard tegen zijn kiezen drukt en met de eerste wanhopige gitaarpluk en gorgelende schreeuw al op de grond ligt te kronkelen. De toon voor vanavond is gezet. Dit is niets anders dan vuige, tot op het bot afgekloven rauwe rock ’n roll. Sparhawk spuugt, schopt, schreeuwt en gooit zichzelf al hoestend en proestend op de grond, terwijl de eeuwig stompende mokerslagen van The Doctor als een vrachttrein over hem heen razen. De eerste klanken voor het wel tien minuten uitgesponnen 'No Good Daddy' worden grommend ingezet en Sparhawk is als door de duivel bezeten bezig met die innerlijke tweestrijd tussen good en evil. Als een desperate junkie op zoek naar die laatste shot krioelt de zanger zich door de nummers heen die met een vette dosis blues op het verbaasde publiek uitgestort worden. "Hey girl! Your man better treat you nice..." gromt hij, met zijn vinger wijzend naar een dansend meisje vooraan, alvorens hij zich woest verslikkend stort op 'You Can’t Keep A Good Woman Down.' De overige muzikanten van deze vierkoppige band zijn deze uitbarstingen wel gewend en blijven onbewogen zitten onderwijl de voodooritmes uitstrooiend als hete pepernoten. Alsof de geest van Screamin’Jay Hawkins in hun weerloze lichamen is neergedaald. Met een scheef oog kijken de bandleden naar Sparhawk, die al improviserend de band dirigeert. The Doctor ramt strak het intro voor 'Bo Diddley' uit zijn stompende hakblok en de band is los! Een bijna twee uur durend zinderend en zwetend gevecht tussen man en gitaar volgt en even wanen wij ons aan het laatste avondmaal als de bluesapostelen van deze intrigerende man, die zelfs Moby’s versie van 'Honey' met een giftige slangenbeet weet te ontleden tot de essentie van de blues bereikt is. ‘Het lijkt wel een optreden van The Oblivians’ hoor ik iemand naast mij mompelen. Drie klapstoeltjes en een drumkit. Rock ’n roll!