Oude humor van Nomeansno roest niet

Slapstickfilosofen in Doornroosje

Tekst: Martin Visser / Foto's: Grietje Stam, ,

Het optreden van Nomeansno was dit jaar voor velen het hoogtepunt van De Affaire. Doornroosje zag de Canadese meesters van de nietszeggende wijsheden dan ook graag terugkomen. En wij natuurlijk ook.

Slapstickfilosofen in Doornroosje

Slapstickhumor is de Canadezen van Nomeansno nooit vreemd geweest. Wanneer de drummer van het voorprogramma van deze avond bruine bolletjes op de bekkens van zijn drumstel vindt, is de toon voor de avond gezet. The Invasives past overigens prima bij de onvoorspelbare, ritmische stijl van Nomeansno. The Invasives speelt snelle punk met rock ’n roll momenten, waarbij vooral de schelle zang opvalt. Hoewel bij dit genre schone zang niet vereist is, trekt de zang toch vrij vaak alle aandacht naar zich toe. Qua stijl doet The Invasives tijdens de snellere momenten soms denken aan The Melvins, op langzamere momenten lijkt het meer stonerrock. De zanger komt zo nu en dan letterlijk tegen het al aanwezige publiek aanbotsen, waardoor de sfeer er al vrij vroeg in de avond goed inzit. Wat opvalt aan het al aanwezige publiek, is het grote aantal muziekliefhebbers van boven de dertig. Blijkbaar heeft Nomeansno vooral in de jaren ’80 en ’90 een vaste fanbasis opgepikt, om die tot in de 21ste eeuw stevig vast te houden. Wanneer deze heren de zaal betreden, is de zaal dan ook erg goed gevuld. Na korte tijd is een groot gedeelte van de zaal aan het dansen op de niet altijd even logische ritmes van Nomeansno. Het zijn niet alleen die knotsgekke ritmes die je bijblijven, ook de slapstickfilosofie waarop de bassist patent lijkt te hebben is kenmerkend voor de band. Deze heren nemen niets serieus, en al helemaal zichzelf niet, getuige hun verzoek aan de mensen die willen rocken om het pand te verlaten. De band speelt in twee volle uren een tevreden Doornroosje plat en geeft daarbij een gratis lesje levenswijsheden. Om met de woorden van de bassist Rob Wright te eindigen: “I woke up with a beautiful woman, and I buried her clothes in the backyard.”