Het is alweer even geleden dat ik met m'n popgroep de jongerencentra van Nederland onveilig meende te moeten maken. Het is zelfs zo lang geleden dat ik op verjaardagsfeestjes met enige schroom vertel dat wij, alvorens we voor een optreden gevraagd werden, een cassettebandje met een paar liedjes opstuurden. Met een bio d'r bij, waarin we op- maar vooral dóórzichtig opschepten over onze reputatie. Het was dan wachten geblazen tot we 's door zo'n centrum gebeld werden, vaak nadat we zelf vele kostbare telefoonminuten verspeeld hadden. Wachtend op het doorverbonden worden met de jongerenwerker die ons cassettebandje zou beluisteren, maar dat nog niet gedaan had -en dat waarschijnlijk ook nooit zou doen. Er moeten erg veel cassettebandjes van mijn popgroep in omloop zijn, ongedraaid stof verzamelend.
Een bijzonder onderdeel van het uiteindelijk toch bereikte akkoord over een optreden, was de spanning wat je aan consumpties in zo'n jongerencentrum zou krijgen. Had je pech, dan werd je afgescheept met een paar bonnen dan wel munten per persoon. Hoeveel ook, het waren er altijd veel te weinig. Waren ze gul, want goed gesubsidieerd, dan stond er anderhalf kratje bier en wat fris voor je klaar. Naarmate je status steeg, vertaalde zich dat in wat je in je kleedkamer aantrof. Ik herinner me een schaal met vers fruit, in Utrecht. Mijn popgroep en ik hebben toen razendsnel de bananen en appels verorberd, in de stellige overtuiging dat ze voor een andere popgroep bedoeld waren.
In die dagen las je wel eens over 'Grote Popgroepen', die gewoon waren zogenaamde riders aan de contracten te koppelen. In die riders stond dan wat de muzikanten aan eten en drinken verlangden. Nu is Uw columnist 'bij toeval' een rider op het spoor gekomen, die "een band" die enkele weken geleden op 'een festival' in Friesland speelde, naar de organisatie stuurde. Ik moet zowel band als festival geheim houden, anders loop ik het risico met cementen voeten afgezonken te worden in het Tjeukemeer. Voor de goede lezer volstaat wellicht dat de zanger van bedoelde band een niet van humor gespeende zestiger is, met een zekere voorliefde naar memorabilia uit de Tweede Wereldoorlog.
Hoe dan ook: de rider, dik veertig pagina's lang, leest als een schelmenroman. Met name het hoofdstuk 'hospitality' is een giller. Wat willen de mannen, in dit geval de zanger, in de kleedkamer? Twee grote (liter-)flessen Jack Daniels, zes blikjes dan wel flesjes bier, vierentwintig blikjes cola, chips, nootjes, chocolade, brood, kaas, eieren, vleeswaren, boter, melk, een kom met verse en gewassen aardbeien ("with tops cut off"), alsmede twee Engelse kranten. Verder twee pakjes sigaretten en twee asbakken. Want hoezo rookverbod -"smoking MUST be allowed in all dressing rooms at all times -no exceptions". Het staat er echt. En ach, het verbaast je dan ook niet echt meer als er in de rider van de band geëist wordt dat er in de kleedkamer van de zanger een draagbare zuurstoftank klaarstaat, met masker, klaar voor gebruik.
En op de één of andere manier krijg ik er toch een goed humeur van.