Kampvuursetting in Paard van Troje met Ian Siegal & Jimbo Mathus en handjevol bluesfanaten

Stroeve avond met gitaarmankementen en een vleugje Prince

Tekst: Esther Pordon | Foto's: Roland Wichser ,

Het was één van de eerste mooie dagen van 2016 toen twee muzikanten van formaat de kleine zaal van het Paard van Troje betraden. Toch bleek zelfs voor grote bluesmuzikanten als Ian Siegal en Jimbo Mathus de kleine zaal helaas iets te groot. Het maakte voor het duo niet uit, althans zo beweerden ze. Het was een “fucking cool” publiek en zij deden hun ding; bluessongs ten gehore brengen. Valse gitaren en brekende snaren maakten het echter een niet al te soepel optreden, waardoor uiteindelijk Prince de show stal.

Op het podium staan twee stoelen en enkele gitaren als Ian Siegal met flinke passen het podium op beent, plaatsneemt en direct driftig begint te spelen op zijn resonator gitaar. Het publiek – waaronder beduidend minder vrouwen dan kale koppen – schuifelt voorzichtig richting het podium. Na het eerste nummer staat de Britse Siegal het zweet al op zijn voorhoofd. Verrassend dus, dat hij toegeeft zich wat slaperig te voelen; in plaats van een shot espresso haalde hij net een warme choco uit de automaat. Gelukkig komt daar Jimbo Mathus zijn “brother from another mother” (Siegals woorden) vergezellen. De twee muzikanten zijn al járen grote namen in de bluesscène en ontmoetten elkaar in 2013, toen Siegal een plaat opnam in Mathus’ thuisbasis Mississippi. Het klikte zo, dat ze besloten samen op tour te gaan. De intieme setting van vanavond geeft een soort kampvuurgevoel, waardoor het publiek zich zo vrij voelt om op de rand van het podium te gaan zitten.

Er volgt een set die ter plekke wordt bedacht. “What you got on your mind now my lonesome brother?” vraagt Mathus regelmatig aan zijn tourpartner. De twee spelen nummers van hun grote helden als Willie Nelson en Charley Patton, afgewisseld met hun eigen songs en oeroude blues traditionals als ‘Goodmorning little school girl’ en ‘Oh Mary don’t you weep’. De leadzang wisselen ze af, evenals de leadgitaar. Dat Siegal en Mathus de blues ademen, druipt van het podium af en dat komt niet alleen door hun doorleefde stemmen. Toch kent de show niet echt hoogtepunten of dieptepunten; het kabbelt rustig voort. Wanneer halverwege een nummer Siegals G-snaar afbreekt, zet dat een serie van gitaarproblemen in. De rest van de set is vooral de Brit constant bezig zijn gitaren te stemmen - tussen én tijdens de nummers -, iets dat uiteraard noodzakelijk is maar wel de vaart uit het optreden haalt.

Net als er geen hoogtepunt meer lijkt te komen en enkele mensen vroegtijdig de zaal verlaten, wordt de gospelsong ‘I’ll fly away’ ingezet. Het lijkt erop dat Siegal doorheeft iets goed te moeten maken want er wordt een flinke tand bijgezet. Vol overgave vliegt deze uitvoering dan ook recht de harten van het overigens constant wild enthousiaste publiek binnen. Als toegift spelen de bluesmuzikanten ‘Purple rain’, geheel in stijl van de avond waarop in de grote zaal een tribute aan Prince gaande is. Het is een belachelijk mooie, pure uitvoering die de essentie van het liedje exact raakt. Het is de enige niet-blues song van de set, maar toch een beetje de redder van een verder niet erg verrassende avond.