Claw Boys Claw zorgt weer voor de gewenste hoeveelheid sympathie in huis. Er hangt een charme om frontman Te Bos heen die de zaal laat voelen als zijn thuis en waar jij, met de vriendengroep, uitgenodigd bent. Hij proost bier met fans op de eerste rij en neemt slokken van aangeboden drankjes. Tegen het einde weigert de zanger, “zo val ik nooit af”, grapt hij. Ook vliegt er nog een aantal liter door de lucht.
De grappen is Te Bos in al die jaren optreden niet verleerd. Oké, eerder in de carrière van de groep werden drumstellen gesloopt, maar dat mag niet meer van huidige drummer Jeroen Kleijn. En waar (nog recent) telefoons uit handen werden getrokken en bijgehouden, beperkt Te Bos het nu tot het aaien van een camera-objectief, het kort grijpen van iemands bril en het geniepig afvegen van zijn zweet aan een rondslingerende sjaal. Hij kijkt je daarbij aan alsof het een geheimpje tussen hem en jou is.
Zo ad rem is de humor dus allemaal niet meer, het vergroot dat gevoel van sympathie, alsof je samen met hem een grapje bij een kennis uithaalt. Deze spontaniteit vermindert het gevoel van routine. En dat is knap, want met jáááren ervaring kan zoiets er gemakkelijk insluipen.
En toch, er is routine, want wat is Claw Boys Claw zonder Te Bos die het publiek inloopt? Bassist Marcus Bruystens doet hem ook nog even na. En wat is Claw Boys Claw zonder die rock ’n roll groove die geen minuut het pand verlaat? Wat is Claw Boys Claw zonder die consistente livekwaliteit? Precies.