Het zero tolerance beleid zorgt niet voor minder drugsgebruik, schrijft Ton Nabben in zijn proefschrift waarmee hij onlangs promoveerde. Nabben is als drugsonderzoeker en docent verbonden aan het Bonger instituut voor Criminologie in Amsterdam en onderzocht de golfbewegingen van gebruik binnen het trendsettende uitgaansleven in de hoofdstad. Zijn proefschrift, High Amsterdam – Ritme, roes en regels in het uitgaansleven, bevat enkele spraakmakende conclusies. “Een dancefeest zonder pillen, is als de Zwarte Cross zonder bier.”
High Amsterdam, dat met zijn vele foto’s leest als een koffietafelboek en niet als een wetenschappelijk onderzoek, behandelt de ontwikkelingen rond nieuwe regelgeving en strafrechtelijk drugsbeleid. De Amsterdamse drugsmarkt is sinds de jaren negentig van de vorige eeuw met de komst van ecstasy en andere drugs complexer geworden. De snelheid waarmee ecstasy uitgroeide tot de meest populaire illegale drug na cannabis, overviel beleidsmakers en gezondheidsinstellingen en leidde uiteindelijk tot het huidige zero tolerance beleid.
Nabben baseert zijn conclusies op empirisch onderzoek, uitgevoerd aan de hand van het multi-methodisch monitorsysteem genaamd Antenne. Antenne bestaat uit drie onderdelen:
1. Een panelstudie; een panel van insiders uit het nachtleven die twee maal per jaar worden geïnterviewd. Denk aan clubeigenaren, dj’s, organiatoren, smartshophouders etc.
2. De survey; een kwantitatief onderzoek naar aantallen, gemiddelden en percentages wat betreft middelengebruik in doelgroepen als clubgangers, coffeeshopbezoekers etc.
3. De preventie-indicatoren; bestaande uit cijfers over informatie- en adviesvragen op voorlichtingscontacten op party’s en testuitslagen van vrijwillig aangeleverde drugs.
De belangrijkste conclusie die u trekt is dat het zero tolerance beleid, dat rond de millenniumwisseling door de overheid werd ingezet, heeft gefaald. Waarom?
Nabben: “Het zero tolerance beleid heeft op zich wel effect, alleen is dat naar mijn idee een verkeerd effect. Er wordt beter gesmokkeld, want het verleidt tot het zoeken van nieuwe, creatieve methodes. Meer mensen nemen hun drugs nu van tevoren in, in plaats van op het feest zelf. Bovendien komen netto meer mensen in aanraking met Justitie op grond van vrij kleine vergrijpen.”
Politie en overheid hebben het de laatste paar jaren juist over het dalende drugsgebruik in het uitgaanscircuit. Zij zeggen: “Wij pakken steeds meer drugsbezitters op en daardoor daalt het gebruik.” Dat beeld is volgens u onjuist?
“Het gebruik daalde al veel eerder en dat had weinig te maken met het zero tolerance beleid. Ik heb in mijn proefschrift dat soort uitspraken weerlegd. Na de millenniumwisseling daalde het druggebruik inderdaad, maar dat had eerder te maken met de professionalisering van het uitgaanscircuit en tal van andere redenen. De opkomst van urban bijvoorbeeld, een scene waarin van nature veel minder wordt gebruikt.”
Op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur heeft u de rapportages die zijn opgesteld door agenten van diverse hitacties opgevraagd. Dat zijn acties waarbij undercoveragenten zich mengen tussen het publiek en bij verdachte handelingen ingrijpt. Daar bleek onder andere uit dat ook de politie inziet dat het beleid niet naar behoren werkt.
“Die rapportages zijn vooral opsomming van zaken die er op zo’n avond verkeerd gaan. Zoals slechte communicatie tussen de portiers en tussen organisatie en publiek. Het zero tolerance beleid is onvoldoende gecommuniceerd, enzovoorts. Maar je leest ook de twijfel. Agenten weten ook dat het een oneindige missie is. Druggebruik stop je niet door meer politie in te zetten. Het kost handen vol met geld, de opbrengsten zijn mager en het systeem wordt extra belast. In die zin heeft het zero tolerance beleid dus gefaald.”
Maar u stelt in uw proefschrift ook dat het zero tolerance beleid op de lange termijn wel degelijk effect kan hebben. Waarom dan wel op de lange termijn?
“In de jaren ’90 was er sprake van een hoogconjunctuur, waarin hard werd gewerkt en minstens net zo hard werd gefeest. Dat zorgde ook voor een enorme toename in druggebruik. Meer amfetamine, meer paddo’s, meer narcosemiddelen, meer ecstasy: van alles meer. Er werden volop nieuwe evenementen georganiseerd en er was sprake van een soort van festivalisering van de samenleving. Uitgaan werd een massaal iets. Om dat in goede banen te leidden, was regelgeving noodzakelijk. Bovendien was rond 2002/2003 veiligheid, na gebeurtenissen als de dood van Pim Fortuyn en de cafébrand in Volendam, een speerpunt voor de overheid. Er kwam onder andere een nieuwe portierswetgeving, er werd intensiever samengewerkt tussen organisatoren en politie, er kwam betere controle aan de deur én op de dansvloer. In die zin heeft het beleid dus wel enigszins bijgedragen aan het onderdrukken van gebruik.”
Vindt u dat we met drugshonden bij de ingang, stillen op de dansvloer en aanhoudingen wanneer men in het bezit is van kleine hoeveelheden, zijn doorgeslagen, of zijn dit soort zaken een noodzakelijk kwaad?
“Men wil drugsvrije feesten maar vergrijpt zich aan het fenomeen. Het lukt simpelweg niet. Er worden mensen opgepakt maar er zijn geen aanwijzingen dat men nu massaal de middelen thuis laat. Op een dancefeest hebben drugs een symbolisch culturele waarde. De politie kan dan wel zeggen dat ze geen drugs tolereren, het is niet te voorkomen. Maar vanuit een ideologische overtuiging vindt de overheid dat er paal en perk gesteld moest worden aan de uitwassen in het clubcircuit.”
Vindt u dat de overheid de ogen sluit voor de feiten?
“Ik noem het een ideologisch geïnspireerde veiligheidsmissie. Het is natuurlijk heel opmerkelijk dat op het moment dat het druggebruik gestabiliseerd is en eigenlijk voor weinig onrust zorgt, het beleid wordt aangescherpt. Een veiligheidsmissie die appelleert aan het feit dat drugs slecht voor mensen zijn. Het gezondheidsaspect wordt er bij gehaald. Op lokaal beleid wordt vervolgens in de bekende driehoek bepaald dat feesten drugsvrij moeten worden. Men fietst er een APV, een Algemene Plaatselijke Verordening in, waarmee men openlijk gebruik kan verbieden.”
Maar het feit dat een feest in principe drugsvrij moet zijn, daar valt toch weinig tegen in te brengen?
“In drugs handelen is verboden, het bezitten van drugs mag niet, maar het gebruiken van drugs is niet bij wet verboden. Het zero tolerance beleid wordt nu deels gebruikt voor disciplinering van organisatoren. Je maakt afspraken met de politie, kom je die niet na, dan krijg je voor een volgende keer geen vergunning. Op een onrealistische en keiharde manier wordt gezegd: als je feest niet drugsvrij is, krijg je geen vergunning.”
Welk handelen van de autoriteiten heeft dat tot gevolg?
“Het nieuwe beleid is: actief controleren. Vroeger werd de verantwoordelijkheid bij de organisatie gelegd. Als die zijn zaken goed in orde had, aan de randvoorwaarden voldeed, werd een vergunning afgegeven. Nu controleren er stillen op de wc’s en wordt na afloop in de evaluatie tegen de organisatoren gezegd: op jullie toiletten werd gesnoven, hoe zit dat?”
Maar in Amsterdam zoekt men niet eens de wc’s op, openbaar gebruik wordt haast normaal gevonden. Is het daar niet misgegaan? Dat men de verantwoordelijkheden van het gedoogbeleid niet meer aan kan? Want laten we wel wezen, zero tolerance beleid of niet, in eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid toch bij de gebruiker zelf?
“Absoluut. We moeten terug naar een tijd waarin de burger zelf weer zijn verantwoordelijkheid neemt. Die informele controle onderling is er al, want het is in niemands belang dat mensen op feesten compleet de weg kwijt zijn en het gevaarlijk wordt. Maar in die zin is mijn proefschrift ook een appèl aan de feestganger zelf: neem je eigen verantwoordelijkheden en blijf elkaar corrigeren. Mensen moeten blijven beseffen wat de oorspronkelijke intentie van het gedoogbeleid is.”
Hoe kunnen we volgens u een speelveld creëren tussen recreatief gebruik en regelgeving?
“In mijn boek beschrijf ik verschillende bloeiperiodes door de jaren heen. Economische groei die gepaard gaat met een vorm van hedonisme. Al die periodes worden standaard gevolgd door een conservatieve reactie. Zo van: het was toch wel erg wild allemaal. Die contrareactie is denk ik niet te voorkomen. Ik zie echter vooral een legitimiteitsprobleem bij de creatieven in Amsterdam. Die worden aan de ene kant omarmd door de gemeente want dat genereert geld, plezier en veelzijdigheid. Maar ze vergeten gemakshalve wat de creatieven recreatief doen in hun vrije tijd. Dat gebeurt namelijk niet altijd stipt om 17.00 uur. Daar moet een oplossing voor komen wil Amsterdam zich blijven profileren als een veelzijdige en openminded stad.”
Het boek High Amsterdam - Ritme, roes en regels in het uitgaansleven is hier in te zien en te bestellen.
Proefschrift Dr. Ton Nabben: “Zero tolerance beleid heeft gefaald”
“Een dancefeest zonder pillen, is als de Zwarte Cross zonder bier”
Het zero tolerance beleid zorgt niet voor minder drugsgebruik, schrijft Ton Nabben in zijn proefschrift waarmee hij onlangs promoveerde. Nabben is als drugsonderzoeker en docent verbonden aan het Bonger instituut voor Criminologie in Amsterdam en onderzocht de golfbewegingen van gebruik binnen het trendsettende uitgaansleven in de hoofdstad. Zijn proefschrift bevat enkele spraakmakende conclusies.