De afgelopen weken heb ik het druk gehad met de twee dingen die ik het liefste doe: optredens geven en optredens bekijken. Ik weet niet of andere zangers het ook hebben, maar ik beleef die dingen momenteel op dezelfde manier. Ze voelen hetzelfde. Ik ben bijvoorbeeld net zo nerveus voor shows van andere artiesten als voor mijn eigen shows. Vooral wanneer die andere artiest een muzikale held is. Dan voelt zijn succes of mislukking persoonlijk. Dit is helemaal erg als ik het podium en publiek met zo iemand deel. Dan kan ik het waanidee van een soort wederzijdse verantwoordelijkheid niet onderdrukken.
Ik mocht laatst het voorprogramma van Gert Vlok Nel verzorgen. Een half jaar geleden werd ik na het zien van de documentaire over hem op slag fan van het werk van de Zuid-Afrikaanse singer-songwriter. Ik had niet gedacht hem ooit nog live te zien, laat staan samen met hem een zondagmiddag in Zwolle vullen. Ik bleef natuurlijk cool, maar ik was zowel persoonlijk als artistiek diep onder de indruk van Gert. Tijdens de soundcheck zongen we samen een liedje (‘Percy’s Song’) en leerde hij me dat ik nooit moest trouwen. Mijn grappen mislukten, Gert’s gitaar was ontstemd en ik dacht dat het Pasen was. Desalniettemin was het een goede show.
De avond daarvoor was ik naar het concert van Bright Eyes in de Melkweg geweest. Ik ben groot fan van Bright Eyes en daarom was ik zenuwachtig. Conor Oberst (de zanger van Bright Eyes) is een van de weinige leeftijdsgenoten door wie ik ben geïnspireerd op muzikaal vlak. Ik zou het vreselijk vinden om hem van zijn voetstuk te zien vallen. Dat zou een ramp zijn. Ik zou niet denken ‘jammer, maar helaas’; ik zou mezelf in woeste paniek afvragen waar het naar toe gaat met de hedendaagse troubadour.
Gelukkig was het concert fantastisch. Ik moest de hele tijd aan Neil Young en Crazy Horse denken; het stoomde allemaal door als een trein. Ik vind het mooi hoe hij soms zijn teksten live nog een beetje aandikte; hier en daar een extra ‘fuck’ erbij, en in plaats van ‘I was a hopeless romantic, now I’m just turning tricks’ zong hij ‘I was a hopeless romantic, now I’m just sucking dicks’.
Na het concert vroegen Conor en Rachel Blumberg (drummer van Bright Eyes, M. Ward en vroeger The Decemberists) aan mij en mijn hartsvriendin Annelies of we de band niet mee konden nemen naar een kroegje. Het was een beetje feest; het was de laatste avond van hun Europese tour, en ze hadden die dag voor het eerst een exemplaar van het nieuwe album in handen gehad. In tegenstellig tot sommige andere bandleden kwam het zogenaamde ‘gekwelde genie’ Conor op mij over als zielsgelukkig; hij kocht bier en rozen voor bijna de hele wereld. Hij deed me denken aan het bekende gedicht ‘Roll the Dice’ van Charles Bukowski. ‘Roll the Dice’ is een aansporing tot het zo hoog mogelijk inzetten, tot het zo ver mogelijk gaan, ongeacht de prijs: ‘If you’re going to try, go all the way. There is no other feeling like that. You will be alone with the gods and the nights will flame with fire.’
En dat is het hele punt. Dit is ook de overeenkomst tussen Gert Vlok Nel en Conor Oberst. In tegenstelling tot de gemiddelde songwriter gaan ze echt ver. Ze gaan gewoon zo diep mogelijk in hun overgave aan hun muziek, tekst en voordracht. Ze nemen eerst de zwaarste route en komen dan het verst.
Zelf ben ik pas net begonnen. Wanneer ik iemand zie die ik bewonder (Neil Young, een mooi meisje, etcetera.) krijg ik de zenuwen. In bijna alles hoop je een teken te zien van het uiteindelijk slagen van dat waar je je blind aan overgeeft.
Otto Wichers (Lucky Fonz III)
Lucky Fonz III mijmert over mensen die hij bewondert
Column nr. 1
De afgelopen weken heb ik het druk gehad met de twee dingen die ik het liefste doe: optredens geven en optredens bekijken. Ik weet niet of andere zangers het ook hebben, maar ik beleef die dingen momenteel op dezelfde manier.