Support act zijn kan een troosteloze aangelegenheid zijn. Mensen komen niet voor jou, ze lullen door je heen, halen nog even bier, nobody cares. Zo niet voor Richard Ashcroft, die deze zomer opende voor zijn oude vrienden van Oasis. ‘Ik had niet verwacht dat het hele Wembley Stadium mijn liedjes zou meezingen. Als je er een foto van had gemaakt, had je kunnen denken dat het Coldplay was — je zou nooit zeggen dat het een voorprogramma was.’

Heaton Park, 11 juli 2025. Het is de avond van de homecoming, de eerste show van Oasis in de thuisstad, Manchester. De hele dag al ademt de stad Liam en Noel. De broers zijn overal: op enorme billboards in het centrum, in de lobby van je hotel als kartonnen poppen om mee op de foto te gaan, in elke pub, op elke straathoek. 80.000 fans in het enorme stadspark van Manchester kunnen niet wachten, maar zullen dat nog wel even moeten doen. Als iemand dat wachten draaglijk kan maken is het de man met het sluike haar en het lange gezicht uit Wigan, Richard Ashcroft, voorheen frontman van The Verve. Volgens hemzelf de enige logische opener voor de grote Oasis shows.

Ashcroft weet dat hij vooral uit zijn klassiekers moet putten om respons te krijgen. Songs als 'Sonnet' en 'Lucky Man'. ‘Get you Shazams out’, roept Richard Ashcroft als hij zijn laatste liedje inzet, een knipoog naar een viral van een paar dagen eerder, toen iemand precies dat deed in Cardiff. Uiteraard hoeft niemand hier in het park verteld te worden hoe deze Britpop-klassieker heet: ‘Bittersweet Symphony’. Een zee van armen gaat de lucht in, de kelen worden al voluit getest. Zelden - fuck it: NOOIT - zie je een voorprogramma zo dankbaar omarmd worden.

Het is inmiddels een paar maanden later. De laatste show in Wembley zit er inmiddels op, en in principe is het nu tijd voor Richard zelf. Deze week verschijnt zijn nieuwe album Lovin’ You, het eerste sinds Natural Rebel uit 2018. We zullen het er dadelijk zeker over hebben, maar natuurlijk wil hij ook dolgraag reflecteren op de afgelopen maanden. ‘Ik wist dat het goed zou klikken, want ik had jaren geleden al met Oasis gespeeld, en ik dacht altijd dat ik goed aansloot bij hun publiek. Maar ik had niet verwacht dat het zó zou zijn. Ik had niet verwacht dat het hele Wembley Stadium mijn liedjes zou meezingen. Als je er een foto van had gemaakt, had je kunnen denken dat het Coldplay was — je zou nooit zeggen dat het een voorprogramma was.’ 

De man zonder schaduw

Hij gaat zelfs nog verder, want hij voelt dat hij samen met de Gallagher-broers een nieuwe generatie heeft weten te inspireren op die avonden. Voor minder doet ie het niet. ‘Overal word ik aangesproken door mensen die bij die concerten waren. De impact was enorm. Ik denk dat we de komende jaren nog de rimpelingen van die tour zullen voelen. Er zal ergens een jonge songwriter zijn die over een paar jaar zegt: ‘Het begon daar, in Heaton Park. Ik zag Richard Ashcroft “Lucky Man” zingen, daarna kwam Oasis, en toen ging ik naar huis en begon te schrijven.’ Het zijn haast groteske woorden, maar wie bij een van die shows geweest is weet dat het zomaar eens waar kan zijn. ‘Na de tour gooide ik in het Verenigd Koninkrijk shows in de voorverkoop,’ vervolgt hij, ‘en die verkochten razendsnel uit. Veel mensen die me bij Oasis zagen waren jong; het was de eerste keer dat ze me zagen. Nu willen ze het hele pakket: twee uur lang, alles wat ik te bieden heb. Dit is een geweldige springplank geweest.’

Een springplank, maar wel een die hij zelf heeft verdiend, dankzij de vervlochten wortels van Oasis en The Verve in de jaren negentig. Richard Ashcroft komt uit Wigan, net als Manchester een stad uit het noorden, maar een stuk minder groot. A Northern Soul heette het tweede album van The Verve. Het werd niet hun doorbraak, al was het maar omdat The Verve meer jams speelde dan liedjes. ‘Je kunt The Verve in twee fases zien: eerst waren we een band die jamde en via jams muziek creëerde. Daarna kwam het album dat wereldwijd doorbrak — dat was eigenlijk mijn eerste soloalbum in wording.’

Die plaat, Urban Hymns, met naast ‘Bittersweet Symphony’ ook ‘Lucky Man’ en ‘The Drugs Don’t Work’, is direct schatplichtig aan Oasis, vertelt Ashcroft. Oasis ging sky high met nummers als ‘Live Forever’ en ‘Supersonic’: compacte, directe songs. Zulke nummers wilde hij ook schrijven. ‘We zaten ooit allemaal in Ford Transit-busjes, zij steunden ons toen. We hadden allemaal die grote dromen — goede songs schrijven, grote bands worden. En dat we dat allebei gedaan hebben, is bijzonder.’ Maar vóór de big break van The Verve kwam schreef Noel Gallagher al ‘Cast No Shadow’ over Ashcroft, een liedje dat bij de reünietour avond aan avond werd gespeeld. Het is een mistroostig nummer over een zanger wiens trots gekrenkt en wiens ziel leeggezogen is. Iemand die bovendien zo graatmager door het leven ging dat ie amper schaduw maakte. ‘Dat nummer ging, denk ik, over onvervulde grootsheid — iemand met grote dromen, die door het leven steeds wordt tegengewerkt. En ja, ik herkende mezelf daarin. Ik was die cliché-bokspromotor die riep: ‘We gaan het maken! We gaan de wereld veroveren!’ Maar de omstandigheden zaten tegen, we waren nog niet internationaal doorgebroken.’

Je veux l'amour

Sneller dan Oasis spatte The Verve uit elkaar, al in 1999, direct na de grote doorbraak. Sneller dan Oasis kwam The Verve ook weer bij elkaar, van 2007 tot 2009, maar daarna hield de band definitief op te bestaan. De frontman speelt sindsdien solo. In Engeland kent men hem nog wel, daarbuiten is weinig over van zijn carrière. In Nederland zagen we hem nog eens opduiken in een halflege tent op Pinkpop, terwijl het nota bene buiten regende. En ineens zijn we vijftien jaar verder. Toch zonde, straalde Ashcroft uit op het podium in Heaton Park. Zonde om niet te koesteren wat goed is. Dat past bij Oasis, maar zeker ook bij hem. Het is ook een sentiment dat je voelt in zijn nieuwe album Lovin’ You, bijvoorbeeld in het liefdevolle liedje ‘L’Amour’, een Franse titel die best wel een beetje grappig klinkt uit zijn mond.

‘Het is een cliché,’ zegt Richard Ashcroft, ‘maar als je ouder wordt, lijkt de tijd alleen maar sneller te gaan. Toen je kind was, leken de zomervakanties eeuwig te duren, terwijl het maar zes weken was. Nu lijkt het alsof je met je ogen knippert en er weer een jaar voorbij is.’ In L’Amour probeert hij dat gevoel te vangen: het besef dat tijd de ware valuta van het leven is. ‘Veel mensen denken: als ik dit maar bereik, als ik dát moment maar haal, dán begint het echte leven. Ondertussen glipt het aan je voorbij. “L’Amour” gaat over iemand die wakker wordt uit die illusie. Iemand die eindelijk beseft: dit ís het leven. Dit moment. De tijd om te houden van je partner, om de natuur te waarderen, om je plek in het universum te begrijpen. Tijd is de echte rijkdom.’

Het klinkt filosofisch, maar Lovin’ You is allesbehalve een zwaar album. Ashcroft schreef het in een periode waarin hij, na jaren van relatieve stilte, weer plezier vond in schrijven, zingen en opnemen. ‘Ik voel me productief, misschien wel meer dan in jaren,’ zegt hij. ‘Ik heb een liveplaat klaar liggen voor volgend jaar, en daarna duik ik meteen weer de studio in. Het voelt alsof er een nieuwe fase begonnen is. Ik heb het al eerder meegemaakt — ik heb mensen geraakt met mijn muziek — en ik ga het gewoon nog eens doen. Het vergt geen discipline, alleen inspanning. Werken. Je moet gewoon gáán.’

Nog één keer leven

Opvallend is dat hij zich op Lovin’ You opnieuw aan samples waagt — iets waarvan je zou denken dat hij er na ‘Bittersweet Symphony' voorgoed van genezen zou zijn. Die iconische hit kostte hem ruim twintig jaar lang alle royalties, nadat bleek dat een korte sample uit een opname van The Rolling Stones’ ‘The Last Time’ niet goed was vrijgegeven. ‘Ik bedoel,’ zegt hij nuchter, ‘als je ziet wat dat nummer in al die jaren heeft opgebracht, dan heb je het toch over twintig, dertig miljoen pond. Dat is bizar veel geld. En ik heb er niets van gezien.'

Toch bleef er geen wrok. In de loop der jaren speelde hij zelfs een paar keer als voorprogramma van de Stones, en dat bleek de sleutel tot verzoening. ‘Mijn manager had contact met hun management, en ik had net een akoestische versie van 'Bittersweet Symphony' opgenomen,’ vertelt hij. ‘We vroegen: kunnen we daar niet een deal over maken, want de sample zit er niet eens meer in? En toen zei Mick gewoon: “Weet je wat, fuck it, ik bel Keith. We geven het hem.”’

Vanaf dat moment, in 2021, droegen Mick Jagger en Keith Richards al hun publishingrechten van 'Bittersweet Symphony' over aan Ashcroft. ‘Ze hoefden dat niet te doen,’ zegt hij met hoorbaar respect. ‘Ze hebben het gewoon uit zichzelf gedaan. Op een dag zal het nummer helemaal van mij zijn. Op dit moment bezit ik de helft, maar de rest volgt vanzelf.’

Misschien verklaart dat waarom hij zich op Lovin’ You juist opnieuw durft te verliezen in het samplen van andermans muziek. Het album opent met Lover, dat een subtiele flard bevat van Joan Armatrading’s klassieker ‘Love & Affection’. ‘Ik was echt van plan een heel sample-album te maken,’ zegt hij lachend. ‘Ik heb die oude hiphop-mentaliteit: je hoort iets, een paar seconden goud, en dat wordt het startpunt. Maar zodra je met al die platenmaatschappijen te maken krijgt, vragen ze belachelijke bedragen — 30.000 dollar hier, 25.000 daar. Zo maak je het hele proces kapot.’

Bij ‘Lover’ liep het beter. Armatrading gaf haar goedkeuring, en haar label werkte mee. ‘Het stukje dat ik gebruik duurt maar een paar seconden, en het komt pas halverwege het nummer. Het is niet zomaar een loop waar ik overheen murmel; ik wil het transformeren. Tegen de tijd dat het refrein inzet, voelt het alsof het hele akkoordenschema veranderd is. Dat is de kunst — een sample gebruiken als vonk, en dan iets maken dat helemaal van jou wordt.’

Zoals zoveel op Lovin’ You draait het om loslaten en opnieuw beginnen. Niet langer vechten tegen de tijd, tegen de industrie, tegen het verleden — maar erin meebewegen. ‘De wereld zit vol met dingen die je tijd opslokken, die je afleiden van wat echt telt,’ zegt hij. ‘Dit album gaat over iemand die dat eindelijk doorheeft. Misschien is hij net van een begrafenis gekomen. Misschien heeft hij de bloemen nog in zijn hand. Maar hij weet: ik wil nog een kans. Nog tien jaar. Nog één keer echt leven.’