De angel die uit het beste werk van Franz Ferdinand steekt is op FFS een beetje ingetrokken. Sparks heeft de eeuwige jonge honden (die het inmiddels toch al zo’n tien jaar volhouden) iets zachter en iets intellectualistischer gemaakt. Veel van de scherpe, snelle snauwen hebben plaats gemaakt voor wat uitgebreider en vreemder doordenkwerk. Niet dat Franz Ferdinand een lompe band is, maar die glam- en art-rockinvloeden en de toch al scherpe songteksten worden hier flink uitvergroot en op de voorgrond geplaatst. Overdrijven bestaat niet in de wereld van FFS, het mag er juist lekker dik bovenop liggen. FFS is dan ook geen serieuze plaat: de lol spat er aan alle kanten vanaf.
De woordgrappen en spitsvondigheden vliegen je om de oren. In de teksten vind je meer referenties dan je kunt bijhouden, naar kunstenaars als Warhol en Willem De Kooning, klassieke componisten Liszt en Haydn en filosoof Sartre. De songs vertellen korte absurdistische verhaaltjes over een Japans meisje met een Hello Kitty-Uzi (So Desu Ne), een dictatorszoon met grootheidswaan (Dictator’s Son) en spannend oogcontact met de vrouw van een politieagent (Police Encounters).
Ook de muzikale begeleiding is lekker vet aangezet, met allerhande verwijzingen naar Sparks’ uitgebreide en gevarieerde oeuvre. FFS klinkt voornamelijk als een Sparks-plaat ondersteund door Franz’ hoekige, stampende ritmesectie en gitaarriffjes. Daardoor staan er ook wel een aantal draken op de plaat. Save Me From Myself is gewoon net iets té veel Sparks, met een bombastisch kerkkoor-en-pianobridge en melodramatische gitaarmelodieën à la Queen. Things We Won’t Get is het enige nummer dat je een ballad zou kunnen noemen en is muzikaal een beetje potsierlijk, maar de tekst compenseert dat weer enigszins door slim en grappig gebruik te maken van de dubbele betekenis van de titel.
Hoogtepunten zijn het bijna rockopera-achtige The Power Couple, het puntige Police Encounters met z’n bomp-bom-diddy-diddy-refrein en The Man Without A Tan, de meest Franzige track op de plaat. En dan is er nog het glorieus onvriendelijke Piss Off, een anthem voor iedereen die wel eens vindt dat mensen in vredesnaam op moeten rotten.
Als je de plaat in één track zou moeten vatten, is dat het zesenhalf minuten durende meta-opus Collaborations Don’t Work. Het nummer begint met Alex Kapranos, eenzaam op gitaar, zingend dat hij het wel allemaal zelf gaat doen. Vervolgens ontspoort het in een grotesk art-rockmonster dat het tegendeel van zijn titel bewijst. Het nummer verandert zo ongeveer elke vierde maat van richting en genre en is totaal over de top, maar het werkt ontegenzeggelijk wél. Dat komt mede doordat je het gevoel krijgt dat Franz Ferdinand en Sparks in on the joke zijn: ze zijn erop uit om iets grappigs af te leveren, en zoals elke goede komiek nemen ze de uitwerking daarvan juist heel serieus.
FFS is onsubtiel, bombastisch en overdreven, maar dat is een goede '70s art-rockplaat altijd. Franz Ferdinand weet Sparks net wat scherpere randjes te geven, en tekstueel tillen de twee bands elkaar naar een nog hoger niveau. Samen maakten Franz Ferdinand een Sparks een humoristisch art-rock opus voor de 21e eeuw.