De toonaangevende Amsterdamse club De School organiseerde een nacht vol oldschool hardcore-dj’s. Gewaagd en lovenswaardig, vindt liefhebber en gabber-van-het-eerste-uur Lucky Fonz III. Hij ging ernaartoe en schreef voor 3voor12 een persoonlijk verslag. ‘Iedereen is klaar voor de onvermijdelijke hardcore-renaissance.’

‘Is het erg dat ik niet kan hakkûh?’, vraagt het meisje in de rookruimte aan me. Die vraag is me vaker gesteld, maar nog nooit in De School. Het meisje ziet eruit zoals je het hier zou verwachten: zwarte visnetten, nep-leren bdsm-harnasje, zwarte zonnebril. Kortom: een techno-mens. Ze stelt de vraag aan mij omdat ik er, voor haar, als een autoriteit op het gebied van hakkûh uitzie: felblauw Australian jasje, t-shirt met logo van Multigroove, en paarswitte Nike Air Max BWs. Kortom: als een gabber.

Die outfit heb ik na lang beraad uitgezocht. Ik kleed me altijd voor de gelegenheid, en neem daarin het recht om, zoals ik het noem, multimens te zijn. Met andere woorden, ik ben ongegeneerd lid van verschillende subculturen. Voor mijn werk ben ik een singer-songwriter met bohemien-look. Als ik naar een hardcore-feest ga (zoals ik al 27 jaar doe) kleed ik me als de gabber die ik ben, en als ik naar een techno-feest ga, dan duik ik voor kleding-inspiratie in de gothic/fetish-kant van mijn ziel. In de woorden van Walt Whitman: ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself. I am large, I contain multitudes.’

Lucky Fonz III op weg naar De School

De slechte reputatie van gabber

Binnen al die wereldjes is de wereld van gabber uniek, omdat zij meer geïsoleerd dan anderen is; ze mengt niet. Die isolatie is niet zelfgekozen of gekoesterd, zoals het geval is bij meer zelfbewust counter-culturele scenes als metal, maar het resultaat van het cordon sanitaire van buitenstaanders. Gabber, zowel de muziek als de scene, heeft in Nederland al dertig jaar lang, onverdiend, een intens slechte reputatie.

De reden hiervoor is niet de muziek, maar de culturele associaties waar elke vorm van volkscultuur mee te maken krijgt. Wie niks van gabber weet, kent haar alleen uit de media, en in de media kent de representatie van volkscultuur precies twee smaken: de karikatuur of het martelaarschap. Met andere woorden: het is óf Flodder, óf Op Hoop van Zegen. Het is New Kids, óf De Aardappeleters.

Met gabber is het niet anders: op Lowlands 2014 werd twintig jaar Hollandse hardcore ‘gevierd’ met een ironische groepsles hakkûh, op Lowlands 2016 mocht DJ Dano in de literatuurtent heroïsch vertellen over hoe hij op Lowlands 1997 met modder en bier het podium werd afgejaagd. Hij was daar destijds misschien ook wel geboekt met het oog op controverse – als een soort geintje wellicht.

De tuin van De School in Amsterdam

Een liefdevolle poging om early hardcore op het schild te hijsen

Daarom is wat De School met De Core heeft gedaan iets gewaagds, en lovenswaardig. Dit is geen grapje, geen semi-ironische hipster-move, maar een serieuze, liefdevolle poging om de muziek die DJ Dano destijds draaide (de early hardcore, zoals het nu heet) in de sfeer te trekken van de veel minder volkse, enigszins exclusieve clubcultuur, zoals die zich heeft georganiseerd rond de techno. Het is daarnaast op muzikaal vlak een logische stap, aangezien de muzikale grenzen tussen hardcore en de rest van house, zeker in de afgelopen jaren, eigenlijk veel kleiner is dan die culturele grenzen. De gemiddelde technomens schrikt allang niet meer van een BPM van 170, of van een overstuurde kick of een bruut zagende synth. De nieuwe generatie techno-dj’s, zoals KI/KI en Charlotte de Witte, zijn niet vies van een vleugje Thunderdome. De nieuwe hardtechno-scene (Verknipt ed.) is muzikaal-technisch gezien zelfs even hardcore als dat ze techno is. Bovendien heeft de trance in de afgelopen jaren bewezen dat zelfs een verguisde stijl best uit z’n verdomhoekje kan komen om zomaar hip te worden.

Toch is gabbermuziek, in tegenstelling tot trance, minder goed los te zien van haar imago, omdat haar culturele associaties zo onoverkomelijk sterk lijken. Daarom warmt het mijn gabberhart dat De School, voor deze avond, ook haar eigen culturele tradities is overkomen, om een andere traditie oprecht welkom te kunnen heten. De School heeft bijvoorbeeld, net als meer clubs, een bepaald deurbeleid, met als doel de ‘safe space’ binnen ook daadwerkelijk veilig te behouden. Niet iedereen komt zo maar naar binnen, en dat zal wellicht ook nodig zijn om bezoekers de nacht te kunnen bieden waar de club naar streeft. Het resultaat is wel dat ik vermoed dat, op andere avonden, een echte gabber, met kleurige Aussie en sneakers, minder makkelijk de club binnenkomt dan iemand in een zwart hemdje en leren tuigje.

Ravers uit alle hoeken komen samen

Bij De Core lijkt echter iedereen welkom. Het publiek is vannacht een zeer onwaarschijnlijke combinatie van ‘eerste-generatie’-gabbers (veertigplussers zoals ik), die Ruffneck wel weer eens wilden zien, leden van de nieuwe generatie gabbers (twintigers die zich kleden alsof ze op Thunderdome 1997 zijn, zie ook de Vice-docu ‘De Nieuwe Gabbers’), zwartgeklede halfnaakte technomensen met visnetjes die wel vaker naar De School komen, een paar paradijsvogels en nog wat verdwaalde ADE-toeristen. 

Die mengelmoes brengt komische momenten met zich mee; sommige ‘echte’ gabbers kennen dit soort clubs en de bijbehorende cultuur niet en kijken hun ogen uit: op Thunderdome loopt er namelijk nooit iemand naakt, en er is ook geen darkroom naast de dansvloer. Een stickertje op je telefoon, om foto’s te voorkomen, hebben sommigen ook nog nooit meegemaakt. 

Voor het vaste De School-publiek zijn er ook nieuwe ervaringen: zo zullen sommigen voor het eerst echt mensen zien hakkûh. Ik zie sommigen zelfs geïnspireerd worden om hun eerste pasjes uit te proberen. Ook maakt De School vanavond kennis met de cultuur van gabbers om mee te zingen, onderling heel veel te kletsen, ook op de dansvloer, en natuurlijk het ‘rondjes lopen’, dat meer is dan een meme.

De School

De cultuurverschillen vervliegen op de dansvloer

Het prachtige is natuurlijk dat al die cultuurverschillen, zo onwennig voelbaar in de rookruimte, op de dansvloer meteen vervliegen. Zo divers als dit publiek is, zo eensgezind is het over de kracht van de muziek. De line- up had ook niet beter kunnen zijn; het is een prestatie om op één avond zowel absolute legendes als DJ Promo en Ruffneck op een lijn te zetten met de nieuwe garde hardcore-dj’s zoals Gysèle en NoXa.

Voor Gysèle bestaat de muur rond hardcore überhaupt niet meer: ze draait op ‘echte’ hardcorefeesten als Ground Zero, maar ook in ‘hippere’ clubs voor ander publiek. Op De Core speelt ze, back to back met Akemiö Grey, het Muzieklokaal compleet plat met een aanstekelijke set early hardcore. Ze draaien op vinyl, op een Ruffneck-slipmat. Iedereen vindt het geweldig, ook vanwege hun enthousiasme en vrolijke uitstraling: beiden hebben hun Aussie aan en staan te hakkûh achter hun platen. Gysèle heeft zelfs een tattoo met het logo van Thunderdome, waardoor elke gabber die zich nog onwennig voelde in De School ook meteen om is. Allerlei klassieke hardcore platen vliegen voorbij, zoals ‘Name of the DJ’ van Chosen Few, en ook wat happy hardcore.

In een andere zaaltje kiest Post Alone voor de wat meer diepere, techno-achtige kant van de early hardcore. Hij opent met misschien wel mijn favoriete hardcore-plaat ooit: het hypnotiserende ‘The Hunter’ van Manga Corps. Vanaf dat moment kan mijn avond niet meer kapot.

Tijdens de set van Promo, een soort geschiedenisles in gabber, raak ik een beetje emotioneel, omdat ik denk aan hoe lang deze muziek al bijdraagt aan mijn mentale gezondheid. Dat gevoel is ook Promo’s verdienste; hij is een icoon van de harde stijlen, maar als dj toch subtiel. Hardcore is, in zijn handen, altijd ook smaakvol, diep en emotioneel. Ik denk dat hij elke houseliefhebber op aarde een warm gevoel kan geven met het melodietje van Lenny Dee’s ‘The Dreamer’, of met de drop in Buzz Fuzz’s ‘Frequencies’.

Na Promo draait de ongelofelijke NoXa, die nog maar 18 is, en nu al een doorgewinterde dj. Ik zag haar eerste set, op Multigroove, toen zij 13 was! Het was toen al duidelijk dat ze een geboren dj was, letterlijk opgevoed door ravers, en ze komt haar belofte na. NoXa draait vanavond early en ‘millennial’ hardcore (de hardcore van de jaren nul), maar op een moderne manier, met haar snelle, maar gefocuste mixstijl. Ze doet me in haar uitstraling ergens denken aan Jeff Mills: wilde muziek, waarin van alles gebeurt, gebracht met een aura van kennis, autoriteit en beheersing. Ze heeft de hele zaal mee.
 

De School

Ruffneck is een eiland binnen een eiland

En dan komt de man die de reden is dat ik mijn eerste Aussie al vijfentwintig jaar niet heb gewassen; op de mouw staat nog steeds de handtekening “Ruffneck ’97”, gezet na zijn set op de Megafestatie (!). Ruffneck is een verhaal apart: een eiland binnen het eiland dat de hardcore-scene is. Hij is een genre op zich, en dat straalt hij ook uit: achter de mengtafel draagt hij een Ruffneck-petje, Ruffneck-trui en Ruffneck-ketting. Ook in de zaal wemelt het van de Ruffneck-shirts. Zoiets is ook een klein cultuurverschil met de wereld van technoclubs. Ik bedoel: bestaan er Donato Dozzy-hoodies?

Ruffneck opent met een bewerking van ‘In de hal van de bergkoning’, uit Edvard Grieg’s Peer Gynt, dat ooit misschien een klassiek stuk was, maar nu bekend is als het deuntje waarop men zingt: ‘Ruffneck rules the artcore scene, artcore scene, artcore scene. And if you can’t live with that, fuck you all, fuck you all, fuck you all.’ Hij draait compromisloos en bruut: precies wat gabbers leuk vinden, en ook de technomensen van De School gaan er lekker op.

De onvermijdelijke hardcore-renaissance

De avond bewijst dat muzikaal gezien iedereen, dus ook buiten de gabber, klaar is voor de onvermijdelijke hardcore-renaissance. Cultureel gezien zijn er wel nog wat drempels. Dat blijkt ook vanavond in het bezoekersaantal: de club lijkt minder vol dan normaal. Dat kan liggen aan ADE de week ervoor, maar ik vermoed dat sommige clubgangers gewoon nog wat bang zijn voor gabber, en sommige gabbers denken dat een plek als De School hen niet zou waarderen – misschien niet eens binnenlaten. Maar als er iéts bestaat dat zulke misverstanden kan doen verdwijnen, zo blijkt hier op de dansvloer, is het de muziek zelf.

Mijn antwoord op de vraag van het meisje in de rookruimte is dan ook een volmondig ‘nee’. Je hoeft niet te kunnen hakkûh om op hardcore te dansen. Je hoeft ook geen Aussie aan. Je hoeft ook geen gabber te zijn om van hardcore te genieten. Maar je móet je vooroordelen opzij zetten, je móet de muziek een kans geven, en je móet de cultuur erkennen om haar prestaties, en om wat er mooi aan is. In De School blijkt dat dat best mogelijk is.