Cousins van Kim Janssen straalt een serene rust uit, en dat is superknap als je bedenkt hoe groots zijn orkestrale arrangementen van zijn indiefolkliedjes eigenlijk zijn. Op deze nieuwe plaat neemt hij een wandeling door zijn verwaterde herinneringen uit Azië.

Er was een tijd dat indiefolk het allerhipste genre ter wereld was. Dat hipsters allemaal met trots een baard en geblokte houthakkersblouse droegen terwijl ze aan hun latte macchiato nipten in koffietenten waar Grizzly Bear, Fleet Foxes, Sufjan Stevens en Sigur Rós over de speakers schalden. In Nederland had je tussen 2009 en 2012 ook zo’n scene met bands die folk naar het nu wisten te trekken: The Black Atlantic, Kim Janssen (die overigens ook even in The Black Atlantic speelde), I Am Oak en in mindere mate ook Alamo Race Track.

Waar staat dat genre indiefolk tegenwoordig? De aanwas aan nieuwe bands is minimaal, de eerste teasertracks van Fleet Foxes en Feist vallen behoorlijk tegen. Maar Kim Janssen? Die maakt met Cousins zijn meest verzorgde plaat tot nog toe, een majestueus album met orkestrale strijk- en blaaspartijen. Gek is dat niet: de IJslandse trompettist Eírikur Orri Ólafsson was verantwoordelijk voor de arrangementen, en werkte eerder al met Sigur Rós, múm en Seabear. Waren de eerdere albums van Janssen vooral introvert en zo fluisterzacht dat je er niet eens doorheen durft te praten wanneer je het zondagochtend aanzet, met Cousins gaat hij voor een grootser gebaar.

Dat hoor je al in de eerste seconden van het album: openingsnummer ‘Dynasty’ zwelt direct aan met blazersgeschal, staccato strijkers en in elkaar verweven zangpartijen. Het is bombastisch en lichtmelancholisch, maar nergens potsierlijk. Met zo’n ruime bezetting ligt het gevaar op de loer dat je elk hoekje en gaatje van je liedjes volsmeert, maar Janssen doet het tegenovergestelde: vaak trekt hij de arrangementen ook weer helemaal leeg, waarna er niets dan akoestische gitaar en zang overblijft, of hoor je het orkest slechts mijlenver op de achtergrond, gedompeld in galm.

Ondertussen bezingt Janssen zijn jeugd in Azië. Als kind van zendelingen woonde hij in Bangkok (Thailand) en Phnom Penh (Cambodja), zat hij van zijn 11de tot zijn 15de op een Britse kostschool in Kathmandu (Nepal), en op Cousins lijkt hij door vervaagde en vervormde herinneringen te wandelen. In ‘Dynasty’ zie je Kim ontwaken uit een droom door het vuurwerk dat door de lucht schiet – misschien wel tijdens Chakri Dynasty Memorial Day op 6 april. In ‘Take Shelter’ valt hij in slaap terwijl hij door de lucht van Maleisië vliegt, om vervolgens de olifanten over straat te zien sjokken. En in slotnummer Rama VI – vernoemd naar de Thaise koning – voelt hij zichzelf als een bij in een nest zonder koningin: rusteloos en verdwaald, als een kind dat zo vaak is verhuisd dat hij niet meer weet wat zijn werkelijke thuis nu eigenlijk is en mijmert over jeugdherinneringen die nu nog mooier lijken dan ze in werkelijkheid waren.

Kim Janssen verpakt zijn aandenken uit Azië in beelden die surrealistisch en bijna sprookjesachtig voelen. Het lijkt erop dat hij op alles heeft gezet voor dit album: het heeft een eeuwigheid geduurd voordat Cousins er eindelijk kwam, met een sloot aan gastartiesten en op het podium een grootse 11-koppige band. Die investering loont, want een indiefolk-album zo gelaagd en verzorgd als Cousins is er al jaren niet in Nederland verschenen.

Makkelijk op de hoogte blijven van alle nieuwe muziek? Abonneer je op de 3voor12 #NIEUWEMUZIEK playlist op Spotify. Nog meer #nieuwemuziek vind je in ons dossier.

Albums Kim Janssen:

2009: The Truth Is, I Am Always Responsible
2012: EP Darkling, I Listen met The Black Atlantic en Ancient Crime
2013: EP The Lonely Mountains
2017: Cousins