Hang Youth redt de jeugd van Andrew Tate
‘In essentie zijn alle mannen bang. De vraag is: wat doe je met die angst?’
De nieuwe single van punkband Hang Youth heet ‘Bange Mannen’ en voelt alsof hij gisteren is geschreven en opgenomen. Wat blijkt, dat is bijna waar, vertelt zanger Abel van Gijlswijk. ‘Het was echt een spur of the moment-ding,’ zegt hij. ‘We hebben het vorige week geschreven en opgenomen. Het moest er gewoon nú uit.’
De directe aanleiding was de viral video van Davey, een deelnemer aan First Dates die verklaarde dat hij meer wil verdienen dan zijn vriendin – die volgens hem uiteindelijk toch liever ‘thuis zit om haar nageltjes te doen’. ‘Hij ziet zichzelf als een zelfverzekerde man,’ zegt Van Gijlswijk. ‘Maar ik denk dat hij juist een masker opzet dat zijn angst moet verbergen. In essentie zijn alle mannen bang. De vraag is: wat doe je met die angst?’
‘Bange Mannen’ is volgens Van Gijlswijk geen reactie op één incident, maar onderdeel van een veel bredere problematiek. ‘We zitten middenin een femicide-epidemie. Jongens worden door Andrew Tate-achtige figuren overtuigd dat ze beesten moeten worden. Dat komt voort uit diepere maatschappelijke wortels, en het heeft ook te maken met de opkomst van fascistische denkbeelden.’
De band schreef de tekst gezamenlijk. ‘We merkten dat we allemaal anders in het onderwerp stonden,’ vertelt Van Gijlswijk. ‘Zelfs binnen een progressieve band als de onze was er schaamte en ongemak. Dat zegt veel. De mannelijke genderrol is een soort harnas. Je mag van alles niet, en wat je wel mag is vaak destructief. Dat is niet chill. One size fits nooit all.’
In het nummer klinkt zelfs een sample van Andrew Tate: ‘I have emotions, but I don’t prioritize them.’ Volgens Van Gijlswijk vat dat precies samen waar de song tegen ageert. ‘Dat is wat de maatschappij van mannen verwacht: niet voelen, maar dóórgaan. Man up. En dan worden het harde, ongelukkige mensen die hun angst en seksuele repressie omzetten in dominantie.’
‘Het begint allemaal met praten,’ zegt Van Gijlswijk. ‘Dat leer je niet vanzelf, en vaak ook niet van je vader. Maar als we onze kinderen leren praten over wat ze voelen, breken we die cyclus misschien eindelijk. Dat is het belangrijkste wat we kunnen doen: ze een mooie toekomst geven.’