Paaspop 2017: Bartek dropt fuzzrock-splinterbom op Thunder Alley
Moorddadig snelle slackers moeten wel dóórspelen
Jengelende garagerock, lamlendige slackerattitude en gruizige gitaren snijden elkaar om de haverklap de pas af. Evenals het publiek, dat naar Thunder Alley is gekomen om door lomp elkaar heen te dansen en van het standvastige soort blijkt te zijn. Dat lukt prima op de groezelige garagerock van het Amsterdamse drietal Bartek. Steevast klinkt hun smerige fuzzrock alsof het uit een kapotte stofzuiger getrokken wordt, zo gruizig.
Gruizig is ook het slackeruniform van frontman David Stapel: zijn witte Adidasvestje – en om zijn benen heen zwabberende jaren-negentig-broek (twijfelend tussen sweatpants en kantoorpikkenbroek), zitten onder de dubieuze vlekken. Tussen de nummers door neemt hij trouwens alle tijd om zich uitgebreid een slag de rondte te grijnzen, waardoor de razende garagetrein met piepende remmen tot stilstand komt. ‘Dóórspelen!’ roept het publiek dan, en de trein raast weer door; flarden vervormde hardcorebeats (!) mogen op volstrekt willekeurige momenten het kletterende nummer 22 doorboren: maar ons klinkt dat perfect logisch de oren. We staan zowaar te hákken op bakken met distortion. Wanneer de lamlendige zombies uit Amsterdam niet in zichzelf staan te lachen, maar daadwerkelijk staan te spélen, wordt de ene na de andere hook onder de dreunende beats en de hakkende gitaren uitstekend gedoseerd. Precies op de juiste momenten laat Bartek een onverwacht heldere baslijn, een gillende gitaar of een hele aardverschuiving voorbijkomen.
Zeker, af en toe neemt het ruisend gruis van Bartek wel heel abstracte proporties aan: als toegift doen ze ruim twee minuten lang een bevende, opstijgende helikopter na, en het toepasselijk getitelde Wreck krijgt nauwelijks de kans om zich als song te ontpoppen voordat de stekker er al piepend uitgaat. Maar wie kan het wat schelen? Bartek allicht niet (die slackers geven nérgens iets om), en ons al helemáál niet.