Ofschoon het gezette mannetje met het eenvoudige zwarte shirt en de spijkerbroek niet onmiddellijk een onuitwisbare stempel op de toeschouwer drukt wanneer hij met zijn groep het podium betreedt, komt daar direct verandering in zodra hij zijn instrument ter hand neemt. Niet dat hij een bijzonder spectaculaire aanpak heeft op de gitaar: zoals de meeste van zijn illustere voorgangers in de jazzwereld kiest hij zijn noten zorgvuldig en maakt hij nauwelijks gebruik van rap in het oor springende, woeste elektronische effecten. Zijn spel kleurt echter zo goed bij de (mede) door hemzelf gecomponeerde nummers en de zeer eloquente verrichtingen van zijn medemuzikanten, dat hij ook geen wilde manoeuvres nodig heeft om de aandacht van de luisteraar vast te houden.
Titels als 'Expectations', 'New Signs' en 'The Road Ahead' (tevens de naam van het laatste album) illustreren de toekomstgerichte visie van dit viertal, die bij Albare echter bepaald niet neerkomt op een radicale breuk met het verleden of een rusteloos zoeken naar nieuwe expressiemogelijkheden, maar veeleer op een verdere verfijning en een subtiel transformeren van het overgeleverde jazzvocabulaire. Zo laten drummer en bassist veel van hun Latijns-Amerikaanse achtergrond ondergronds doorsijpelen in hun uiterst wendbare ritmische samenspel – overigens behoort die laatste ook tot dat zeldzame ras van basplukkers dat kan soleren op een manier die het publiek niet doet gapen, edoch enthousiasmeert. Dat het combo naast alle muzikaliteit ook over gevoel voor humor beschikt, blijkt wel uit de vrolijke anekdote over de pianist die een nummer voor de Olympische Spelen van 2000 had geschreven, maar daar door het “zeer armlastige” Australische Comité nooit voor werd betaald, plus uit de opgewekte, bijna hitgevoelige afsluiter 'Funky Girl'. Een fris einde van een bijzonder fraai jazzconcert.