Tiny Music: klein maar bij vlagen groots

Moscow Express, Bloomfield en Patrick Duff in de tuin van Eva

Tekst: Merie ,

Een enkele meeuw glijdt door de leisteengrijze lucht. Onzichtbare vogeltjes kwetteren in de schemering van de miezerige zomeravond. Zij zingen hun gebruikelijke lied voor het slapengaan, ongestoord door de paradijsvogels van Tiny Music die in de tuin van Eva hun eigen geluid laten horen. ‘Wat zijn jullie lief stil’ zegt zanger Ilja van Bloomfield. ‘Dan moet jij niet zo mooi zingen’ antwoordt iemand uit het publiek.

Moscow Express, Bloomfield en Patrick Duff in de tuin van Eva

Maar zover zijn we nog niet als we aankomen in de tuin. Zoals altijd wat onwennig, maar snel ontstaat een familiaire gezelligheid die bijna vanzelfsprekend is wanneer je te gast bent op een feestje van gelijkgestemde muziekliefhebbers.

Het Rotterdamse Moscow Express mag de avond openen. Kennen we deze jongens  niet ergens van? Maar natuurlijk; het zijn de heren van Mucho Maestro aangevuld met een dame.
Muzikaal hebben ze het over een andere boeg gegooid. Minder elektronisch, meer akoestische gitaren. Maar nog wel dezelfde -  soms wat melige - humor en speelplezier. Moscow Express is een echte crowdpleaser. Het publiek mag meezingen en roepen met hun op Amerikaanse leest geschoeide absurdistische liedjes zoals over mannen die vingers verzamelen, een Franse prostituee met haar op haar rug en een ode aan ‘The buddy Christ’ geinspireerd op de film ‘Dogma’.

Het contrast met het bijna introverte Bloomfield kan haast niet groter. Waar het vorige optreden een jolige feeststemming veroorzaakte, daalt nu een serene stilte over de tuin. Alleen het klapperen van het tentzeil en de vogels in de struiken zijn nog hoorbaar .
Hun breekbare liedjes dwingen als vanzelf concentratie af. De stem van de zanger zweemt in de hogere registers naar Jeff Buckley en de composities neigen een beetje naar Damien Rice, waarvan ze dan ook het nummer ‘9 crimes’ coveren.
Het afsluitende liedje gaat over een man die verliefd wordt op een prostituee. Maar gelukkig niet op die Franse met haar op haar rug.

Na een korte pauze is het tijd voor de Engelse singer-songwriter Patrick Duff. Het is alweer vijf jaar geleden dat hij zijn eerste solo CD uitbracht en 13 jaar sinds wij  hem voor het laatst live hebben zien optreden, met zijn toenmalige band Strangelove.
Wat verdwenen is, zijn de pijnlijke oerkreten en de maniakale gekte die altijd onder de oppervlakte lagen in de tijd van Strangelove. Wat we ervoor terug krijgen is een rustige man van bijna 45 die door diepe dalen is gegaan om te komen waar hij nu is.
Hij vertelt erover tussen de liedjes door. Het afkicken van de drank en drugs, zijn eenzame periode in een bos, zijn samenwerking met een 83-jarige zuid-afrikaanse schaapherderin, zijn liefde voor de mensheid en het leven in het algemeen.
Wat is gebleven is de nog altijd intense, wat strenge blik. Hierdoor lijkt Duff een afstandelijke wat enge man. Maar wat ook is gebleven is  zijn imponerende, volle stemgeluid, de warmte en het geloof in het goede van de mens die – hoewel hij dat zelf klaarblijkelijk niet zo ziet – ook altijd aanwezig was in het werk van Strangelove.
Duff speelt slechts één nummer van zijn eerste CD en verder nieuw werk. Soms volslagen onbegrijpelijk – want tot hem gekomen in een ‘stream of consciousness’, soms banaal – over een man die zijn gezin verlaat voor zijn minnares – en soms volslagen briljant en kippenvel oproepend. De dood is altijd dichtbij, zelfs nu hij zo vol in het leven staat. Zo klein en daarin bij vlagen groots.
Om ons niet helemaal in mineur achter te laten sluit Duff af met ‘Cocaine Blues’ van Johnny Cash. Ook geen vrolijk liedje, maar dat is de kracht van Cash: je wordt er vaak zo blij van.
Na het optreden geven we Patrick Duff nog even een hand. Verdwenen is de strenge man. Hij praat ontspannen lachend met de mensen. Hij wil een hug en krijgt die ook.

We gaan naar huis. De lucht is nu pikzwart, maar de miezer is overgetrokken. De vogels zwijgen.