Op het Museumplein in Rotterdam hangt de geur van kruidige stoof tussen de puntdaken van de eettentjes. De sfeer is laidback: bezoekers strijken neer op het gras en de jongste generatie hangt aan de hekken. Wanneer Kay en zijn vijfkoppige band het podium betreden, schuifelt het publiek dichterbij. Zij worden getrakteerd op een uur durende set waar je je muzikale vingers bij aflikt. Kay is niet van plan het rustig op te bouwen. ‘We gotta take the highs out of the lows’, start hij, en nog voor het eerste nummer voorbij is, trekt hij iedereen zijn wereld in. Door zijn vlijmscherpe rap, de funky akkoorden van toetsenist Anton, trombonist Lezaam met snelle, speelse frases en Noam’s gelaagde gitaarwerk begin je vanzelf te bewegen, zelfs als je nog met een bord jollof op schoot zit.
Wie zijn blik losmaakt van het energieke schouwspel en het plezier waarmee drummer Wilson, percussionist Jo en bassist Sway elkaar muzikaal uitdagen, zal opmerken dat er op het grasveld geen enkel paar voeten meer stilstaat. West-Afrikaanse ritmes, poëtische hiphopverzen en warme grooves vullen het veld. Kay en zijn band spelen met een bezieling die een betere geluidsinstallatie verdient dan ze vandaag tot hun beschikking hebben. Maar ondanks dat Kay’s vurige spel op de klankstaven van de balafon door technisch toedoen niet helemaal tot zijn recht komt, weet hij toch moeiteloos de aandacht vast te houden. Hij draagt het podium, in plaats van andersom.