The Horse Company: “Gelukkig kunnen we altijd terug naar onze oefenkelder in Luttenberg”

Interview met de Zwolse indierock band

Tekst: Ruben Eijsink / Foto's: Karen Wijnen. ,

Crossing Border is zojuist al overtuigd, The Horse Company zit bij te komen van hun generale repetitie. Een week later staat de releaseshow van het onlangs verschenen en bejubelde ‘Calypso’ op het programma. De broers Arjen en Vincent Hilberink, die beide gitaar en zang voor hun rekening nemen, vertellen graag over het ontstaan van het nieuwe album. Bassist Arjan Pronk vult de broers scherp aan, drummer Jeroen Hobert zegt strikt het noodzakelijke. Terwijl Fist Aid Kid goed hoorbaar in de kleedkamer ernaast hun set nog eens doorneemt, hebben we het over producers, oude zalen, hun nieuwe plaat en het schrijfproces. “Het eerste gevoel als je iets met z’n vieren aan het creëren bent, dat is fantastisch.“

De positieve recensies druppelen binnen. De Volkskrant heeft vier van de vijf sterren voor jullie over, andere toonaangevende muzikale media als OOR en Kicking the Habit zijn ook erg enthousiast.
“We vonden de plaat zelf eigenlijk wel heel tof. Dat moet je ook vinden als je het echt meent. Ik had zelf helemaal geen rekening gehouden met welke reactie dan ook. In eerste instantie schok ik er zelfs een beetje van. Het was echter ook een opluchting", vertelt Arjen. Zijn broer Vincent vult aan: “Het is altijd belangrijk om goede recensies te krijgen. Deze zijn niet zomaar goed, maar heel goed. Daar zijn we heel blij mee.”

Deze plaat hebben jullie niet voor de critici gemaakt.
“We stonden tijdens het proces er geen moment bij stil of het publiek het wel of niet zou pikken”, zegt Vincent. Gedurende het vraaggesprek vullen de broers elkaar aan op vertrouwde wijze. Arjen vervolgt: "Als je in een band zit die Chinese hiphop/balalaika maakt en zo’n plaat wil maken, dan is het maar vraag of het aanslaat. Wij maken ‘gewoon’ indierock liedjes. Het is algemene westerse muzieksmaak.”

Jullie hebben voor ‘Calypso’ in eerste instantie gewerkt met Matt Pence die ook de voorganger ‘Olympus’ heeft gedaan, maar er staat toch Matthijs Herder als producer genoteerd.
Arjen: "We hebben Matt Pence als eerste gevraagd om mee te doen met onze nieuwe plaat. We hadden goede ervaringen met hem tijdens het maken van ‘Olympus’. Alles was geregeld, maar we het moesten het nog wel even opnemen. Dat hebben we in Nederland gedaan en alle nummers naar hem gestuurd. Toen zijn mixes terugkwamen waren we er eigenlijk niet zo tevreden over.” De bassist voegt daaraan toe: “We maakten gewoon gebruik van de goede connectie die we hadden. Het was wel even schrikken toen we het resultaat hoorden. We konden onze sound er niet meer in herkennen.”

En toen hebben jullie toch maar dichterbij bij huis gezocht?
“Matthijs heeft onze plaat ook opgenomen”, vertelt de leadzanger. ”Tijdens het opnameproces was er een enorme klik.” De ietwat plat pratende bassist vertelt verder. “De ruwe mixes waren eigenlijk al heel goed. Je kon ook eigenlijk moeilijk verwachten dat Matt Pence de juiste sfeer kon neerzetten zonder bij het proces betrokken te zijn geweest. Het bewijst ook dat het niet veel uitmaakt waar je opneemt om tot een goed resultaat te komen.” De voorganger van ‘Calypso’ was in Amerika opgenomen. Vincent haalt graag de herinneringen weer naar boven: “In Denton, Texas namen we twee weken op. Je werd wakker en je ging aan de slag met muziek. Je stond er mee op en je ging ermee naar bed. Het nieuwe album is over een veel langere periode opgenomen. We hebben er heel veel tijd in gestopt, dat is ook een groot verschil met het vorige album.”

Hoe hebben jullie de muzikale overgang van ‘Olympus’ naar ‘Calypso’ ervaren?
Arjen: “We jammen vaak in de oefenruimte en dan stuiten we weleens op iets dat echt te gek is. Soms is een nieuw nummer dan al half af. Het nummer ‘Aeons’ is ook zo begonnen.” Naast de kick van live spelen, haalt de band ook veel voldoening in het creëren van nieuwe muziek. Arjen vertelt er met glunderende ogen over: “Als alles samenkomt tijdens het schrijfproces, dat is misschien wel het mooiste. Live spelen is natuurlijk hartstikke gaaf, maar het eerste gevoel als je iets met z’n vieren aan het creëren bent, dat is fantastisch.”

Dat creëren is nu iets minder belangrijk, begint het speelschema al vol te raken?
Vincent: “Ja het voelt alsof het binnenstroomt. We hebben op 22 november in Paradiso de releasehow, begin volgend jaar Noorderslag en er komt nog veel meer. We zijn een aantal weken actief bezig met het boeken van shows en het gaat gelukkig heel goed.” De andere Hilberink vult aan: ”Bij ‘Olympus’ dachten we al: Dit zou misschien een keer kunnen gaan lopen. Dat baseerden we vooral op een voorgevoel. Het publiek zou er best wel eens op kunnen gaan duiken. Het viel helaas tegen om destijds optredens te krijgen, daar baalden wij enorm van. Gelukkig kunnen we altijd terug naar onze oefenkelder in Luttenberg. Deze keer wilden we gewoon een coherent album maken en hebben we verder nergens rekening mee gehouden.”

Krijgen jullie nog wat mee van het muzikale landschap in Overijssel vanuit die oefenruimte op het platteland?
Bassist Arjan neemt het woord, broodnuchter: “We zitten al 20 jaar in de Zwolse muziek scene, maar we weten niet precies wat dat is. Niet dat we negatief willen zijn, maar we gaan gewoon niet zoveel met andere bands om. Wij hebben niet zoveel zin in netwerken. Onze producer komt uit de Utrechtse scene rondom Black Atlantic en andere bands. Dat is hier niet zo. We luisteren ook nauwelijks naar andere landgenoten. Van de Nederlandse bands draaien we eigenlijk alleen maar Daryll Ann.”

Het album dat de band momenteel het liefst draait, is ‘Calypso’. De weinig spraakzame drummer laat van zich horen: “We doen niet anders. Dat hebben we nog niet eerder gehad. Voorheen ging een nieuw album na de opnames de kast in, maar nu komt ie regelmatig voorbij.” De mannen van The Horse Company staan te popelen om het nieuwe werk te presenteren in de Amsterdamse poptempel. Bassist Arjan Pronk geeft duidelijk de voorkeur aan een wat oudere zaal: “Bepaalde podia in dit land werden per ongeluk gebombardeerd tot popzaal. Dan kun je het gaan hebben over bezieling en dergelijke, maar er hangt wel een bepaalde sfeer. Het klinkt ook vaak lekkerder. Nieuwere podia kunnen aan alle eisen voldoen, maar de sfeer is er nog weleens zoek.” Vincent benadrukt dat ze graag overal willen spelen, nieuwe zalen zijn ook prima. De band knikt instemmend.

Staat er nog iets speciaals gepland voor de releaseshow?
Vincent: “We zijn niet van die showbeesten. We gaan niks speciaals doen, behalve dan dat ene met Imka Marina (iedereen lacht).” Terwijl de meligheid begint toe te slaan concludeert de bassist: “Ik heb een nieuwe broek gekocht, die ga ik aandoen. Maar zonder gekheid: Ik hoop wel dat we wel met z’n alles wat losser worden. Dat we niet met z’n allen met zo’n serieuze kop staan te spelen.”

Met een schuin oog op het alsmaar drukker wordende tourschema lijkt dat wel goed te komen. Of de band een doorbraakmoment gaat kennen zoals de Staat en Moss is nog de vraag. Aan de instelling, het vollopende tourschema en de muziek ligt het in ieder geval niet.